"Uttie, lass mich doch, in meinem
Haus ben ik de baas" , maande ze mijn moeder met haar koosnaampje, en
zette de ronde lage tafel met het Perzische kleedje en de leeuwenkoppen vol met
schalen koekjes en snoepjes. "Nimm maar Lieblinge", zei ze dan tegen
ons en ze genoot als wij de ene na de andere lekkernij in onze mond staken,
terwijl mijn moeder afkeurend maar berustend toekeek. Mijn Poolse oma,
Stanislava Valerie Lamparski, wat heerlijk vonden wij het als kind om die naam
over onze tong te laten rollen en haar over vroeger te horen vertellen. Haar
gebrekkige Nederlands klonk grappig en aandoenlijk tegelijk. Wij hoorden het
niet eens meer. Ondanks twee wereldoorlogen, haar vlucht uit Polen, het verlies
van familieleden, haar ontreddering in Duitsland, was zij onze rots in de
branding. De Mater Familias bij wie je altijd terecht kon en die al onze
geheimen op haar laatste reis meenam. Een reis die ze op haar 93ste overigens
zelf verkoos. "Ich heb alles mitgemacht, jetzt ist schluss". Terwijl wij
met afgetrokken bekkies stonden en ons realiseerden dat dit afscheid met een
hoofdletter was, ging oma met een schaaltje zoutjes rond en vroeg of iedereen
nog wijn had zodat we konden proosten. Ze regisseerde haar leven tot het eind.
"Prosit, nicht traurig sein, wir sehen
uns wieder..."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten