zaterdag 15 februari 2014

Heimwee en herinneringen (Haren 1980)



Haren jaren 80.
"Mam, ik ga even naar het dorp". 
Mijn moeder kent mijn hunkering. Ik pak de autosleutels en verlaat de parkeerplaats van de flat aan de Maria Dermoutlaan in Groningen. Het huis waar ik niet thuis ben, waar wennen moeilijk blijft hoe erg ik mijn best ook doe. Ik ken alle spullen stuk voor stuk, het is dezelfde sfeer, de gastvrijheid identiek, en toch voelt het zo anders, ik kan het niet benoemen. In mijn hart is blijkbaar maar plaats voor 1 ouderlijk huis en dat staat in Haren, aan de Berkenlaan. En hoe oud ik word en al ik moet ik erheen kruipen, iets trekt mij er steeds weer naartoe, het is de magneet der herinnering. Ik heb geleerd me er niet meer tegen te verzetten.
Even strunen over de markt, dropjes kopen bij het vaste kraampje, de Kerkstraatschool met de bel in het torentje, de Albert Heijn waar je altijd iedereen tegenkwam en daardoor files veroorzaakte met je karretje. En al lopend door het dorp en af en toe een dropje in mijn mond stekend zie ik weer zoveel beelden voorbij trekken, de balletles in de kleuterschool waar ik in mijn roze pakje met dito tutu en balletschoentjes aan de bar mijn oefeningen deed en dan in het donker naar huis fietste over het fietspaadje naast Albert Heijn. De dierenwinkel in de Molen waar je uren kon kijken naar de kleine pluizige dieren terwijl de vogels in de voliere ongelofelijk tekeer gingen en het naar zaagsel en vissenvoer rook. 
Als ik over de Rijksstraatweg rijd, sla ik links de Hertenlaan in. Hier stond vroeger kleuterschooltje De Hazehoek, waar mijn zusje op zat. Ertegenover de Van Hallschool waar ik in de zesde klas meester Eising had. Via de Nieuwlandsweg draai ik dan de Berkenlaan in. Meestal blijf ik gewoon met de auto stilstaan voor het huis, dat is genoeg. Ik doe niks, ik zit en ik kijk en de herinneringen borrelen als vanzelf naar boven. 
Als ik dan na verloop van tijd mijn mijmeringen staak en verder rij weet ik nog feilloos de namen van de buurkinderen en in welk huis ze woonden.
"Hoe zou het met ze zijn, waar zijn ze toch gebleven, die hoofdrolspelers uit mijn jeugdherinneringen....?"  

vrijdag 14 februari 2014

Terhorne 2008 : Onheilstijding .....



Terhorne 2008.
"De camping gaat weg, er komen huisjes!". 
Het gonst over de camping, iedereen heeft het erover. Bij de pingpongtafel rennen kinderen met batjes rond, het balletje danst frivool over de tafel, de schommels en de wipkippen zijn bezet, vrolijke toetjes alom, gelach en geschater. Zij hebben gelukkig geen weet van de grote verandering die op handen is. 
De vaste club kampeerders klit roezemoezerig bij elkaar. Op het verharde paadje staan vaders met toilettassen onder hun arm het nieuws met elkaar te delen. Hun stemmen slaan over van ongeloof en verslagenheid, maar tegelijkertijd van vechtlust. Ze brainstormen al over een eventuele escape voor de campingbewoners: "we gaan 't aanvechten!"
In het praathuis van Mieke hangen ze er met hun benen uit, hier hebben de vrouwen en grotere kinderen zich verzameld.  De sherry en de frisdrank vloeien rijkelijk, af en toe wordt er na de zoveelste hilarische anekdote uit de gezamenlijke geschiedenis een traantje weggepinkt. 
"Hoe moet dat nu verder met deze bijzondere gemeenschap, wie heeft het lef ze uit elkaar te halen?" 40 jaar of langer delen ze al lief en leed, drie generaties op rij zijn thuis in Terhorne, op deze kleine kneuterige familiecamping in de kom van het dorp dat begin jaren 70 slechts vier honderd zielen telde en inmiddels is overspoeld door projectontwikkelaars, die het ene na het andere huisjespark uit de grond stampen. Waar vroeger de weilanden tot aan de einder reikten, stuit het oog nu op woonwijk na woonwijk. Ons authentieke Terhorne is verworden tot een ordinaire eenheidsworst, kleinschalige recreatie wordt stelselmatig onder de voet gelopen door het grote geld. Niemand van de vaste kampeerders kan zich een leven voorstellen zonder dit gekke, eigenwijze, door en door bekende cluppie. De ouderen laten 's avonds voor de televisie soms stilletjes een onverwacht traantje, herinneringen drijven boven, zoveel meegemaakt, zoveel gedeeld. 
"Als ik nu ophoud met kamperen, kom ik nooit meer in een caravan, dan is het echt voorbij", is wat je onder de ouderen hoort. De oudste generatie zijn de zeventigers en enkele tachtigers, deze groep is al een stuk uitgedund. Ook het afscheid droegen we samen. Ze halen water met een can op een karretje, lopen wat moeilijk, zoeken soms steun bij een stok, maar ze zijn hier altijd heerlijk buiten, genieten van de zon, de kwinkslagen over en weer, een kaartje leggen, een borreltje, hun ogen twinkelen nog. Vanaf 2008 gaat het langzaam bergafwaarts met de camping, het terrein wordt een gatenkaas. Er ontstaan overal lege plekken. Sommige vaste kampeerders kiezen verslagen eieren voor hun geld en vertrekken, anderen kunnen de druk niet langer aan en gaan met een zwaar hart elders hun geluk beproeven. 
Op een avond zit ik met de kinderen in de caravan te eten, ze hebben zoals altijd heerlijk gepingpongd, gezwommen, en lol gemaakt, hun wangen zijn nog rood en hun ogen stralen. Natuurlijk hebben ze meegekregen wat er speelt. Opeens legt Lucinde haar vork neer en kijkt me aan zoals alleen kinderen dat kunnen. "Mama, wij gaan niet weg he?" 
Ik kijk haar meewarig aan en hoop diep in mijn hart dat we het nog een tijdje kunnen rekken.
"Nee schat, wij doen het licht uit..." 
Partir c'est mourir un peu.


donderdag 13 februari 2014

Herinnering aan Eddie (voor Henriette)



Jaren 80.
"Mijn boot heet Mr. Wiggles, hij is blauw en we liggen aan 't het kerkhof, kom maar ns langs."
Hij kijkt me schalks aan, draait zich om en banjert met zijn stereotype schouderdraaiende stoere pas, handen nonchalant in de zakken van zijn Salty Dog broek, steentjes vooruit schoppend, de camping af. We hadden elkaar die avond ervoor in de Kajuit in Terhorne voor het eerst gesproken.
Eddie, bekend in Heerenveen, Terhorne en omstreken, iedereen wist wie hij was.
Hoeveel avonden zaten we vanaf die eerste kennismaking niet opeengepakt op zijn kamertje in het woonhuis boven het tankstation, hutje mutje klem tussen zijn bed, de muziekinstallatie, de enorme boxen en het krat bier. En stak Aafje, zijn moeder, onverhoopt haar hoofd om de hoek van de deur, dan waren de rapen gaar. Als Eddie een van zijn favoriete platen van "Grandmaster Flash" opzette bolde het zwarte doek van de boxen angstaanjagend op en kon de hele buurt meegenieten, zo was Eddie. En wat te denken van de snelle loopjes in de tekst van die plaat, iedereen brak zijn tong erop, maar hij zong ze moeiteloos woord voor woord mee. Ik kan me nog herinneren dat hij een grote fan was van Monty Python, en van John Cleese in het bijzonder. De Funny Walks deed hij als geen ander en als hij het op zijn heupen kreeg dan zei hij de complete tekst op van de film Life of Brian. Hij was een bijzondere vriend, Eddie.
Eddie en zeilen was een 'match made in heaven'. Hij was een zeilkunstenaar pur sang. Als met windkracht 8 en regen niemand de plas op durfde en we zagen een klein wit zeiltje afsteken tegen een inktzwarte lucht dan wisten we dat het Eddie was. Dan genoot ie. Het kon hem niet gek genoeg gaan. En eens met een zeilwedstrijd, hij lag met zijn laser op de eerste plek en ver uit het veld, zagen we hem finishen op zijn hoofd staand en met zijn benen in de lucht. Dat was Eddie. Mr. Wiggles, de kajuit zeilboot die hij helemaal had opgeknapt was zijn lust en zijn leven, hele winters was hij aan het schuren, lakken en verven, het moest precies zo en niet anders, hij was een perfectionist. Als we naar Langweer gingen voor zeilwedstrijden sleepte hij ons terwijl wij in mijn schakel zaten en jongleerde met koffie en koek tussen twee varende boten, natuurlijk met de speakers op vol volume en bruinverbrand door zon en wind.
Maar naast die vrolijke, extraverte kant, was er ook altijd die schaduwzijde, van iemand die kon somberen en bij wie op een gegeven moment na jaren excessief sporten lichaam en geest niet meer in lijn liepen, zijn wereld veranderde ten opzichte van het leven van zijn vrienden. Vaak heb ik 's nachts over hem liggen malen, ik voelde zijn vertwijfeling, zijn machteloosheid, de aansluiting die hij dreigde te verliezen, de medicijnen die niet aansloegen. Maar als ik al mijn moed had verzameld en er met hem over begon, dan lachte hij mijn zorgen weg, dan was er altijd iets leuks te vertellen, een nieuwe plaat om te beluisteren, iets geks wat ie had meegemaakt, of een afgerond klusje in huis dat ie me wilde laten zien. Zoveel mooie momenten meegemaakt, natte broeken van het lachen, dollen in de Sneekweek, hangen in de kroeg, hij met zijn gebreide donderblauwe vissersmutsje op, middelpunt van leven.
Toen hij overleed ging de wind liggen en stond de aarde even stil.

"unieke vriend van uitersten
grenzeloze gabber
zelfs zeilend op de levenszee
als eerste aan de finish"

Annet




woensdag 12 februari 2014

Richtingsgevoel nul ....... (Marokko 2009)



"Mammma, is dat nou leuk voor mij?", Sanne schettert zo hard door de telefoon dat ik de hoorn met gestrekte arm opzij steek. "Ja weet ik veel dat jij tentamens hebt net in die week, dat heb je me helemaal niet verteld" schutter ik. "Je kunt gewoon mee, dat wil ik nu net voorstellen" zeg ik enigszins opgelaten. Maar ik besef tegelijkertijd dat ik sinds kort te maken heb met een uitwonende studerende dochter voor wie herfstvakantie geen vakantie meer is. "Wat wordt ze groot" denk ik weemoedig. 
"Jullie zijn nog nooit zonder mij op vakantie gegaan!", briest mijn bloedje vanuit Amsterdam (ik zou haar zelfs zonder telefoonverbinding hebben gehoord...). Ik slaak een moederlijke zucht en realiseer me dat ik verder beter m'n mond kan houden. "Het is nu net of ik er niet meer bij hoor" klinkt het opeens bedremmeld aan de andere kant van de lijn, gevolgd door een stilte. "Ik heb je ticket al betaald" hakkel ik tenslotte, "ik moet er gewoon aan wennen dat je niet meer thuis woont", en ik slik een brok weg.
Uiteindelijk vertrek ik met Niels en Lucinde naar Casablanca. "Kom, we lopen naar de grote moskee" stel ik de volgende ochtend voor en ik vouw mijn plattegrond goed en hang de rugzak met proviand om. Na dik een uur langs het voorbijrazende verkeer gelopen te hebben, ik zoals altijd stevig doorstappend voorop en mijn bloedjes zoals gewoonlijk slenterend achter mij aan, blijkt Niels een aanvaring met een verkeersbord te hebben gehad en zijn hoofd bloedt als een rund.  Als ik de wond heb schoon gedept en zoals het een echte padvinder betaamt een pleister uit mijn rugzak heb opgediept, gaat Lucinde amechtig op het trottoir zitten. 
"Mama, we zijn moe van al dat lopen, waar is die moskee van jou eigenlijk?". Ik kijk op mijn kaartje en moet eerlijkheidshalve toegeven dat we er eigenlijk allang hadden moeten zijn. "Ja hoor, dat heb je ervan als Sanne niet mee is", laten ze zich uit 1 mond ontvallen. Ik besluit een taxi aan te houden en met de gehavende zoon en de uitgeputte dochter naar de moskee te rijden. De chauffeur ontpopt zich echter als een sympathieke gids die ons tegen een luttel bedrag de hele dag rondrijdt, een stukje geschiedenis vertelt, foto's van ons maakt, zodat ik eindelijk ook eens zelf op een foto sta, en ons meeneemt naar de markt waar hij zelfs voor mij onderhandelt. De kinderen en ik hebben een onverwacht leuke en interessante dag en ze raken 's avonds maar niet uitgepraat over die aardige taxichauffeur. 
Twee dagen later haalt mijn zusje ons volgens planning op, want we blijven nog een paar dagen bij haar en haar gezin in Rabat. Als we goed en wel met onze spullen in de auto zitten vraagt ze wat we in Casablanca zoal gedaan hebben, meteen bits gevolgd door "Even 1 ding Annet, kijk uit voor die taxichauffeurs hier, die willen een hele dag met je toeren en zetten je af waar je bij staat.." 
Als ze mijn wegkijkende blik ziet fronst ze gevaarlijk. "Nee he, ik wist het, dat is nu net weer wat voor jou....!" 
         
          

dinsdag 11 februari 2014

Woorden (gedicht uit 1980)




De fascinatie voor woorden heb ik altijd gehad, als lagere school leerling genoot ik van opstellen schrijven, van spreekbeurten, van op zondagmorgen in mijn pyjama uren met een encyclopedie op schoot zitten. 
Op de middelbare school volgden de scripties en bleef ik nachtenlang op om, door 'woordzucht' gedreven, gedichten te schrijven en boek na boek te verslinden.
En wat te denken van de vele, vele brieven die vaak in onleesbare hanenpoten hun weg van Zwitserland naar Nederland vonden, woorden die mij verbonden met iedereen die ik miste, die mijn heimwee verlichtten en vriendschappen versterkten.
Gaandeweg werd mijn tong scherper en besefte ik dat woorden ook konden kwetsen, ik kreeg soms spijt van uitspraken, nam regelmatig woorden terug en leerde nuanceren en doseren. 
Ondertussen weet ik dat woorden ook kunnen troosten, emoties kunnen overbrengen, herinneringen kunnen terughalen. 
Misschien ligt daarin wel de grootste kracht van woorden.


Dit gedicht schreef ik in 1980 :


Woorden


Ik hou van woorden
die op me afgolven
als de zee met springvloed

Ik hou van woorden
die aan mijn voeten spelen
zoals een kind dat doet

Ik hou van woorden
die hoog opspatten
als vonken tussen kooltjes vuur

Ik hou van woorden
die beschermen
als een grote, sterke muur

Ik hou van woorden
die aanrollen met de donder
bliksemen en ons verschrikken

Ik hou van woorden
die als ijspegels
tintelen op onze lippen


Annet 

maandag 10 februari 2014

Haren jaren 60: schaatsen op het Boeremapark......




Haren, Boeremapark jaren 60.
"Vergeet je niet bij tante Wil een stoel te halen?" roept mijn moeder me nog na. 
Ze heeft me dik ingepakt, misschien zelfs wel te dik, want ik kan me nauwelijks bewegen in mijn winterpak. Ik haal Carla, Tineke en Johnny op die er al net zo eskimo achtig uitzien als ik en samen gaan we nog even vragen of er meer kinderen uit de buurt meegaan. We lopen van deur tot deur en de groep wordt steeds groter. Af en toe wordt er een sneeuwbal gegooid of krijgt iemand een koude kledder in zijn nek, maar dat hoort er nu eenmaal bij. De sneeuw plakt aan onze laarzen en de ijzers van de schaatsen die om onze nek bengelen botsen tijdens het lopen af en toe tegen elkaar aan. 
Het is een koude winter, de temperaturen zijn ver onder nul en het ijs van het Boeremapark is dik genoeg om op te schaatsen. Dat weten we van mijn tante Wil die met haar tuin aan het park grenst. "Het ijs is veilig" heeft ze aan mijn moeder doorgegeven per telefoon. 
Zodra de groep compleet is lopen we naar de 'achter Berkenlaan' en steken door bij de 'paaltjes' naar de Onnerweg. Daar laten we wat auto's voorgaan en hobbelen vervolgens als pinguins met de hele club achter elkaar de straat over en dan langs de lage huisjes richting het park. Bij tante Wil die al op ons staat te wachten krijgen we wat lekkers en neem ik nog even een houten stoel uit de keuken mee om achter te schaatsen en op te zitten. 
Eenmaal aan de rand van de dichtgevroren vijver gaan de handschoenen uit en worden de schaatsen ondergebonden. De stoel wordt gebruikt om onze laarzen op te leggen en blijft aan de kant staan. De meeste kinderen die er aan het schaatsen zijn kennen we van school en uit de buurt en binnen de kortste keren doen we dan ook met een hele groep tikkertje, worden er speels mutsen van hoofden getrokken en belandt tante Wil haar keukenstoel op het ijs om te fungeren als slee en, wat nog veel leuker is, als ongeleid projectiel. Met rode konen en tintelende voeten leveren we na afloop keurig de stoel weer in en hobbelen in dezelfde pinguinpas met de hele groep weer naar huis. 
De eerstvolgende keer dat we gaan schaatsen op het Boeremapark roepen de buurkinderen in koor: "Annet, haal je weer even die stoel bij je tante.....?"        

zondag 9 februari 2014

Mijn steiger ...... (Terhorne 1974)



Terhorne 1974.
Het was echt mijn plekje, op de steiger, achter de robuuste rietkraag, aan het oog ontrokken van ouders, weggevlucht bij de overvolle afwasteil die geduldig stond te wachten bij ons in de voortent. Gewoon even geen zin in, gewoon even alleen zijn. 
De boten aan de steiger trekken ritmisch aan de landvasten, het kabbelende water onder mij klotst vertrouwd tegen de oever, ik staar naar beneden in het niets terwijl een klein groepje witte eenden in een sleepje voorbij zwemt. In het hout van de steigerplanken zie ik onze uitgekerfde namen, voor altijd en eeuwig. Menig aardappelschilmesje is hierop kapot gegaan. 'Onze' planken zullen de camping veruit overleven, zo zou jaren later blijken.
Als ik mijn blik omhoog richt blijven mijn ogen rusten op het grote eiland tegenover de camping. De boten van wie ik de eigenaren niet ken maar die toch al jaren zo beeldbepalend zijn liggen vastgemeerd aan de wal en hun flanken schitteren in de avondzon. 
Hoe vaak zijn we niet via de harde zandbank halverwege naar het eiland gezwommen, om na een korte rustpauze het laatste stuk spetterend en proestend af te leggen om tenslotte druipend de wal op te kruipen. 
Als ik mijn hoofd iets draai en ik kijk schuin naar links zie ik het hoge gebouw van de UTD in Akkrum, samen met de bruglichten van Heerenzijl een van de vaste herkenningspunten tijdens de wekelijkse waterdropping. En dan helemaal links het kleine bestruikte Padvinderseiland, waar we ons op donderdagmiddag met ons vaste cluppie boten verzamelden voor de plaatselijke zeilwedstrijd. 
Terwijl ik zo zit te mijmeren en 'en passant' nog even denk aan het huiswerk dat in de caravan ligt te wachten, het proefwerk dat ik moet leren, merk ik aan het getril van de planken dat iemand de steiger oploopt.
Het is mijn vader, hij verbreekt de betovering : 
"Ik heb je overal gezocht, kom je nu nog afwassen...?"