zaterdag 14 december 2013

En toen ging Niels lopen ......



"Als je op school iets niet snapt moet je het altijd vragen Annet". Mijn vader legt de krant waarin hij aandachtig zit te lezen weg en drukt zijn rug in de stoel. Ik voel een preek komen. "En als er een uitleg volgt die je nog steeds niet begrijpt, en je angst om uitgelachen te worden groeit van binnen, tel dan tot tien en steek toch weer je vinger op", vervolgt hij, "en neem nooit klakkeloos iets van iemand aan", voegt hij er nadrukkelijk aan toe. Ik sloeg mijn ogen neer en kon toen nog niet bevroeden dat dit een van de belangrijkste lessen van mijn leven zou worden.
Voor een verlegen kind van dertien jaar was dit een joekel van een opgave, net op de middelbare school, pukkels, bril, alles nieuw, durven vragen, blijven vragen. Ik moest mezelf overwinnen, maar sneed op den duur menige bocht in dit traject af.  Met vakken als wiskunde en natuurkunde zwaaide ik op een gegeven moment tijdens de lessen bijna permanent met mijn vlerk door de lucht. Ik merkte dat niemand me uitlachte en mijn zelfvertrouwen groeide.
Toen we eind jaren 80 te horen kregen dat Niels nooit zou leren lopen en praten en de bodem onder ons bestaan in een keer werd weggeslagen, dacht ik terug aan de woorden van mijn vader. 
Ik ging de discussies met de artsen aan. "Waarom gaat hij niet lopen, leg het me uit!" vroeg ik verontwaardigd.  "Mevrouw, als wij dat zeggen dan is dat zo", zeiden de witte jassen geïrriteerd, "neem het maar van ons aan". De strijd was begonnen, mijn wapentuig in stelling gebracht. "Als hij alles heeft om te kunnen lopen, dan gaat ie lopen!", ik capituleerde niet. "Al is dat pas met 6 jaar, dat maakt me niet uit, maar hij gaat lopen!" riep ik onverstoorbaar. Menig arts liet ik na het zoveelste consult hoofdschuddend en tandenknarsend achter.
s' Avonds in bed stierf ik duizend doden, "wat als..., wat dan?" Ons kind, mijn missie. We belandden uiteindelijk met Niels bij een loopspecialist in Zaandam, op hem was onze hoop gevestigd. Terwijl hij Niels zijn benen en voeten onderzocht, gierden de zenuwen door mijn keel. Het was doodstil in de spreekkamer, het tikken van de klok sneed door de ruimte, ik voelde mijn hart bonzen. Op een gegeven moment, ik was het besef van tijd volledig kwijt, stond de specialist op, legde een hand op Niels zijn bol, keek ons recht aan en sprak de magische woorden die ik jaren in mijn hoofd had gedroomd, en die wachtend op deze dag nu eindelijk een stem hadden gevonden : "hij loopt binnen 6 weken!". 
Toen Niels na bijna vier jaar horizontaal te hebben bewogen, en op de kop af 42 dagen na deze legendarische uitspraak, zijn eerste wankele stapjes zette, en op zijn ijzeren paarse schoentjes naar me toe liep ging er meer door me heen dan dat ik ooit zou kunnen beschrijven......

vrijdag 13 december 2013

Camping Terhorne 1983, An en Mieke



"Mieke, mijn Jan is zijn blauwe korte broek kwijt, ik kan hem nergens vinden, wil jij alsjeblieft even komen en zoeken?" An heeft de hond aan de lijn en ploft neer op een krukje voor de tent van haar vriendin die heerlijk in de zon een boek zit te lezen."Jan wil percee die broek aan, ik snap het ook niet, misschien doet ie het er om", vervolgt An. "Als ik hem niet snel vind, krijg ik op mijn donder".
Mieke kijkt op van haar boek, het was net zo spannend, ze had zo graag even verder willen lezen. Ze legt keurig een kaartje tussen de bladzijden en klapt het boek dicht. Ze gaat nog even met haar hand over de kaft en checkt of ze geen ezelsoren ziet.
Haar huishoudinkje op de camping is aan kant, ze heeft vanmorgen zoals altijd haar stoelen met de gestreepte kussens buiten gezet en op de tafel met het gebloemde kleedje, naast de asbak en het verse veldboeket, staat haar eerste kopje koffie. Zo is Mieke.
Ze legt het boek op tafel en kijkt haar vriendin onderzoekend aan.  "An Leusink, is het weer zover?" "Denk nou eens goed na, ligt ie ergens op de boot, of tussen de troep in de caravan?" An lacht, geeft de hond aan haar voeten een aai, schenkt zichzelf een kopje koffie in uit de thermoskan op tafel en bietst een roomboterkoekje uit het groene trommeltje.
Niemand zo verschillend als tante An en mijn moeder. Waar de laatste een geordend leven leidt, is de ander een slordevos, waar Mieke zich keurig gedraagt en over het algemeen in het gareel loopt heeft An soms meer weg van een ondeugend schoolmeisje. Maar door hun jarenlange vriendschap zijn ze in de loop der tijd met elkaar vergroeid geraakt. Ze hebben geleerd elkaar aan te vullen en elkaars leefwijze te accepteren. Ze relativeren hun aanvaringen en lachen de dagelijkse beslommeringen weg bij het onlosmakelijke glaasje sherry.
Na het tweede kopje koffie loopt Mieke met An en de hond mee naar de dijk waar Jan nog steeds loopt te mopperen over zijn kwijtgeraakte korte broek.
Binnen no time tovert Mieke, zoals vele keren daarvoor, uit de krochten van familie Leusink het verloren kledingstuk tevoorschijn en zwaait het als een trofee boven haar hoofd. "Mieke, als we jou toch niet hadden!", giebelt An terwijl ze ruimte maakt op de volle tafel voor het eerste sherry'tje van de dag.
"Dit moeten we vieren!"
Een foto, een vriendschap, een herinnering die verder reikt dan onze vergankelijkheid ......      

donderdag 12 december 2013

Van bloedjes en beren....



Jaren '90: "mama, wanneer ga je de kerstkaartfoto maken?". Sanne gaat ondertussen rustig door met het zorgvuldig leggen van de kleurige Winnie de Poeh puzzel, het puntje van haar tong piept uit haar mond van inspanning. Niels kruipt brommend met zijn autootjes rond op het verkeerskleed, "tuut, tuut, botsing!" Dan kijkt ie op. "Ja, mama mogen wij nu eens wat kiezen, jij kiest altijd". Sanne valt hem meteen bij. "Jaaa, ik weet al iets Niels!". Ze werpt nog een laatste blik op de puzzelstukjes, staat op, trekt haar rokje recht en loopt naar Niels toe. Ze bukt, maakt met haar handen een toetertje bij zijn oor en fluistert er iets in. Ze kijken elkaar aan en ik zie hun mondhoeken krullen. "Mag het mama, mag het?" Vier ogen kijken me smekend aan. "Wat willen jullie dan doen?", poog ik nog. "Verrassing!" klinkt het uit twee kelen, en weg zijn, de trap op naar boven. Ik zoek ondertussen mijn fototoestel en probeer in hun hoofdjes te kruipen om er achter te komen wat ze van plan zijn. Boven hoor ik gestommel, heen en weer geloop, ingehouden gegiechel en geschuif van spullen. Even is het stil, dan meen ik in de gang, beneden bij de trap geplof van zachte dingen te horen. Ik ben weliswaar erg nieuwsgierig, maar beheers me en ga niet kijken. 
Als het geplof is afgelopen gaat de kamerdeur open en komen mijn bloedjes triomfantelijk binnen met hun armen vol met beren. Ze komen er nauwelijks met hun koppies bovenuit. "Kijk mama, onze beren, we hebben ook nog een paar aangekleed voor de foto, leuk he?" Ze gaan voor me staan, 'overwoekerd' door beren en met een enorme overwinningslach op hun toet. Bij de aanblik van zoveel aandoenlijkheid word ik week van binnen, ik geef me gewonnen, zet wat stoelen neer en drapeer links en rechts een kerstslinger. Als ze eindelijk zitten, de beren niet meer onderuit glijden en de hond uit beeld blijft, druk ik af. 
Dat jaar was de tekst van mijn kerstkaart "een beregezellig 1996".
  

woensdag 11 december 2013

Mijn Pietsje



"Hallo", na de klik van het opnemen hoor ik een zachte, weifelende, bijna onverstaanbare stem aan de andere kant van de lijn. "Joehoe, meneer de Wit, met Annet, heeft u een spook gezien of zo, u praat zo zacht". "Even wat gas geven", vervolg ik. Aan de andere kant merk ik herkenning.  "Ha Annet, je komt toch wel he, 't is morgen woensdag", zijn stem wint aan kracht en klinkt opeens helder en duidelijk. "Tuurlijk meneer de Wit, beloofd is beloofd, maar het is zulk pokkenweer, dus ik had gedacht dat we maar gewoon binnen moeten blijven, dan gaan we een spelletje doen". Ik hoor iets van teleurstelling in zijn stem, maar hij herpakt zich. "Is goed hoor, hoe laat kom je?" vraagt ie. "Vaste tijd, 1 uur, doet 't knappe pak maar aan", grap ik.
Rond kwart voor 1 parkeer ik mijn auto op het terrein en ren door de striemende regen de hoofdingang in. Achter mij aan flappert een plastic tas met het oude Mens-erger-je-niet spel uit mijn jeugd. Ik heb thuis nog even gecheckt, alle pionnetjes zitten erin en in de rand liggen 2 dobbelstenen. Bij het winkeltje in de hal koop ik een pak koekjes en loop vervolgens door het gangenstelsel naar de lift. Eenmaal op de eerste verdieping geland loop ik naar zijn afdeling en klop aan bij kamer 20. "Ja daar ben je, doe maar open", klinkt het uit de kamer. Ik zwaai de deur naar binnen en zie hem zitten op zijn vaste plek, de pluche fauteuil naast de hoge tafel met daarop het kleine ouderwetse koektrommeltje dat ik hem een jaar geleden heb gegeven en waar ik elke week een pak koekjes in leeg kiep. "Vang!", zeg ik, en ik gooi de koekjes met een boog in zijn richting. "Je bent een monster!" lacht ie terwijl ie de koekjes uit de lucht plukt en gauw even kijkt wat voor soort het is. "Kom, we gaan koffie halen, pak uw limousine maar vast" zeg ik terwijl ik mijn jas op een stoel hang. Ik duw de rollator naar hem toe en even later schuifelen we samen over de gang. Eenmaal terug op zijn kamer maak ik het pak koekjes open en leg twee roomboterwafels voor hem neer  "dit zijn de eerste en de tweede ronde, meneer de Wit ". Als ik het Mens-erger-je-niet bord heb uitgeklapt, staat ie op en diept onverwacht een versleten leren portemonnee op uit zijn achterzak. Hij vouwt hem open en haalt er voorzichtig een vergeeld en zwaar gekreukt pasfotootje uit. "Annet, dat wou ik je nog laten zien, dit is mijn Pietsje, als jong meisje, ik draag haar altijd bij me".
Zijn stem breekt even en zijn lip trilt, het gemis krijgt opeens een gezicht......    

.              

dinsdag 10 december 2013

Terhorne, Kleefstra Specials



 Jaren '70
"Wie gaat er mee naar Kleefstra, ik moet even weer wat materiaal hebben". 
Er staat die middag om 1 uur een zeilwedstrijd van de plaatselijke zeilvereniging "Onder Ons" gepland en nu laat opeens de zool van een van Jacob zijn gymschoenen los. Gelukkig weet ie dat ie altijd zo klaar is bij Kleefstra, want hij draagt jaar in jaar uit dezelfde gympies. Gympies die hij ooit zelf op een dwaas moment "Kleefstra Specials" is gaan noemen, een benaming die ondertussen door de hele groep is overgenomen en die de mondhoeken van familie Kleefstra, die een minuscuul watersportzaakje in Terhorne runnen, bij elke schoenbestelling lichtjes doen krullen. Jacob kijkt de op de grond zittende kring jeugd ongeduldig rond en ziet dat Ton en Siets gaan staan. "Ik moet nog een nieuwe schoot en een harpje" zegt Ton die vervolgens op weg gaat naar de caravan van zijn ouders om geld te halen. "Mijn vaantje is kaduuk" moppert Siets, "als je even wacht, kom ik er zo aan". Als het clubje van drie compleet is, verheffen ook de anderen zich "wij gaan wel mee voor de gezelligheid...." en even later kachelt ons groepje richting het dorp. Nadat we eerst nog even de ijscoman achter het loketje van Het Schippershuis op stang hebben gejaagd, "het blijft lachen..", lopen we het smalle straatje in waar in het tweede pand van rechts het watersportzaakje van familie Kleefstra is gevestigd. Het ouderwetse verende koperen deurbelletje trilt hevig na als de laatste van ons de deur achter zich sluit. De winkel is meteen propvol, we vullen met zijn allen de ruimte van muur tot muur en staan als haringen in een ton te ginnegappen. Meneer Kleefstra wordt er bijkans zenuwachtig van en grijpt haastig achter de kassa naar de witte dozen met "Kleefstra Specials". Jacob probeert op de grond nog een plekje te vinden om te zitten en het schoeisel te passen. We schuiven allemaal gniffelend in. Voor Ton wordt een stuk schoot afgebrand en opgerold, een harpje gepakt en Siets vist een nieuw vaantje uit een schap. Met de gekochte spullen in een plastic tasje halen we nog even een patatje bij de snackkar bij de brug, door ons vanwege de lieve moederlijke uitbaatster "Moeke over de brug" genoemd, om dan in konvooi rennend naar de camping terug te gaan, onze boten op te tuigen en hopen dat we nog op tijd zijn voor de start .....  

maandag 9 december 2013

Haren, de weg naar school


Haren, jaren '70
"We moeten opschieten, de eerste bel gaat over twintig minuten!", roep ik naar de aanstormende fietser. Marieke Alberts, mijn klasgenootje, komt uit de Meerweg geracet, schiet over de Rijksstraatweg en gebaart mij dat ik kan opstappen. "Ik heb me verslapen", puft ze achter adem en maakt een scherpe bocht naar links vlak voor mij langs. Elke morgen wachtten we elkaar op voor het politiebureau in Haren, weer of geen weer. Met de bus gingen we nooit, dat kwam gewoon niet bij ons op, dat deden enkel de kinderen uit Zuidlaren en omstreken. Ik herinner me nog de felgele poncho die bij ons in de garage aan een verroeste spijker hing en die mijn moeder met regen- en stormachtig weer  's ochtends vroeg tot mijn grote ergernis tevoorschijn toverde. Ik haatte dat ding. Als ik mijn schooltas met de welbekende 'spin' achterop mijn fiets had gebonden, het ellendige gele gevaarte had omgeslagen, de lintjes om mijn middel had gestrikt en de lussen links en rechts om mijn stuur had gehaakt, kwam het met mijn humeur niet meer goed. Zodra ik onder dergelijke slechte weersomstandigheden na wat zijstraatjes genomen te hebben uiteindelijk de lange rechte Rijksstraatweg opdraaide viel ik gedurende drie kwartier steevast ten prooi aan de wind. Hoe het kwam, wie zal het zeggen, maar met zulk weer kwam de wind, alsof de duvel ermee speelde, namelijk altijd recht van voren. Zo ploeterden we ons door regen en wind een weg naar het Zernike College in Groningen. Tot overmaat van ramp sijpelde het regenwater van de grote strakke lap poncho ook nog eens rechtstreeks onze schoenen in. Vaak probeerden we vlak achter andere groepen scholieren te rijden zodat die voor ons de wind opvingen, maar meestal stonden we zij aan zij op onze trappers en hadden desalniettemin het gefrustreerde gevoel dat we achteruit gingen. Als we dan een bus met zwaar beslagen ruiten voorbij zagen rijden, waren we jaloers op de klasgenoten die daar warm en droog zaten terwijl wij ons gevecht tegen de elementen voerden. 
Tegen de tijd dat we weer naar huis konden, zochten we, nog steeds met natte voeten en klamme haren van de heenreis, het fietsenhok op, om vervolgens te constateren dat de regen weer met bakken uit de lucht kwam en de wind miraculeus genoeg was gedraaid en wederom recht op onze snoet stond......            

zondag 8 december 2013

Bewaard gedicht




Toen mijn oma op 93 jarige leeftijd overleed, vond mijn moeder een oud rood mapje met mijn naam erop.
Mijn oma bleek alle brieven, lieve kleine verhaaltjes, gedichten en tekeningen die ik haar gedurende vele jaren had gestuurd als kleinood te hebben bewaard en gekoesterd. Het ontroerde mij enorm.
Zo ook dit gedicht : "Herinneringen aan een jeugd"