zaterdag 1 maart 2014
Heden versus herinnering (Terhorne 2013)
"Ik ga even een eindje fietsen jongens, smeren jullie zo zelf even een broodje?"
Terwijl Niels en Lucinde net gapend en kreunend wakker worden in onze toercaravan aan het talud van het Sneekermeer en ik al uren op ben, de honden uitgewandeld in hun mand liggen en mijn boek ondertussen bijna uit is pak ik een van de vouwfietsen en rij de strandcamping af richting het dorp. Bij de supermarkt zwaai ik naar Karel, de eigenaar die met zijn handen in de zij voor het raam staat en sla dan linksaf, om de snackbar heen, voor de Zevenwouden langs naar de plek die tegenwoordig pijn doet.
De donkere lucht die zich boven mij samenpakt voelt mijn stemming feilloos aan. Ik fiets de parkeerplaats met de wapperende vlaggen van een bekende recreatieketen op en zet mijn fiets tegen een van de weinige overgebleven bomen aan. Met mijn ogen tot spleetjes geknepen probeer ik de oude situatie van 'onze' camping 'Oan e Poel' in mijn geest op te roepen. Door de zwarthouten huizen die halve cirkelgewijs zijn verrezen op dit idyllische plekje en de aangelegde waterpartijen kost het me grote moeite de slag terug in de tijd te maken. Ik doe, afgaande op mijn herinneringskompas, een paar stappen, pijnig mijn hersenen en kom uiteindelijk op de plaats uit waar mijn caravan al die jaren waarschijnlijk gestaan moet hebben. Dan valt me wat op. In de bast van de dikke berk voor me zie ik, helemaal vergroeid met de boom, mijn oude groene plastic waslijn. De waslijn die steeds brak onder de vracht natte kleding die er altijd overheen werd gegooid. 5 platte knopen in het snoer, ingebed in de zilver-witgrijze bast zijn de stille getuigen van mijn niet aflatende huisvrouwschap.
Ik fiets even later de steiger op. Wat ik voor me zie is vertrouwd, het grote eiland met de vaste groep boten, de beide smalle slootjes naar de Terkaplesterpoel en het kleine huisje 'Oan e Poel' parmantig op de hoek.
Als ik me met mijn fiets omdraai gaat de film van vroeger in mijn hoofd lopen. De beelden van de zwarthouten huizen, de terrassen, de loungesets en de sloepen vervagen langzaam en maken plaats voor het haarscherpe fragment van een rijtje caravans dat vroeger beeldbepalend was voor de aanblik van de camping vanaf het water. De onderkomens van Tiny, Van der Tempel, Carla en Clemens, Helmholt en natuurlijk de vaste hap op de dijk, ik zie ze voor me alsof ik er zo naar toe kan lopen. De film draait door. Ik zie onze boten aan de steiger, onze ouders die plezier hebben met elkaar, ik hoor 't klapperen van zeilen, geschaterlach, snelle kindervoeten over de steiger, een kerkklok die slaat in de verte.
Als de film in mijn hoofd stopt en de beelden anno 2013 zich weer meedogenloos aan mij opdringen besef ik dat ik hier niets meer te zoeken heb......
vrijdag 28 februari 2014
Een bijzonder kind en dat is het ...... (1995)
.
6 april 1995, 06.00 uur : "Papa en mama, ik ben jarig!"
Onze slaapkamerdeur vliegt open en Sanne dribbelt op haar blote voetjes naar binnen. Ze heeft een toeter in haar hand en laat luidruchtig van zich horen. In haar kielzog hobbelt Niels dufjes met zijn knuffel in zijn hand en zoals altijd worden de gelederen gesloten door Takkie die trippelend en kwispelend een aanloop neemt en met een boog op het bed belandt. Doorslapen is geen optie, lichtjes sluimeren al helemaal niet.
We sloffen met zijn viertjes in onze pyjama's naar beneden. Ik draag Takkie op mijn arm en knipper nog wat slaapdronken tegen het licht terwijl ik probeer te doen alsof ik het schelle geluid uit het speelgoedtoetertje niet hoor.
Dan bij de eettafel de traditionele verjaardagsknuffels, het ongeduldig heen en weer hippen van de jarige, het vervolgens in rap tempo kapot scheuren van het papier en een voor een de cadeaus in sneltreinvaart opzij leggen om het volgende te pakken, het glunderen om de inhoud, het maakt allemaal deel uit van het verjaardagsritueel.
Dan volgt de inspectie van de roze themataart en gaan haar ogen kritisch over het trakteersnoep dat in een versierde mand met ballonnen al klaar staat op het aanrecht.
Na het helpen aantrekken van de feestjurk, vlecht ik haar blonde haar mooi in, zet het vast met een elastiekje en versier het met klein strikje. Dan kunnen we eindelijk naar school.
Als ze apetrots met de grote mand in haar handen het plein opkomt dansen de ballonnen vrolijk in de wind en kan haar feestje beginnen.
Er heerst een uitgelaten stemming in het klasje, het geschuif van stoelen en een gezellig ongedwongen geroezemoes. Juf legt de laatste hand aan de traditionele feesthoed en schuift hem dan, met de lijm nog nat, voorzichtig over Sanne haar ingevlochten haar heen. Met de gekleurde kartonnen hoed op loopt het feestvarken naar het stoeltje middenin de kring, klimt er op en kijkt triomfantelijk in het rond. De kinderen zijn doodstil en wachten tot de juf een teken geeft om het 'lang zal ze leven' aan te heffen. Maar zover komt het niet. Net als iedereen wil aanzetten voor de eerste noot, stapt de jarige van het stoeltje af, plukt een trommeltje met stokjes uit de muziekkast en gaat als een haas weer op de stoel staan, terwijl het klasje, inclusief juf verbaasd toekijkt.
Met de stokjes in de aanslag voor de eerste roffel laat de vierjarige vanaf haar hoge positie haar blik de kring rondgaan en zegt dan zelfverzekerd, terwijl ze met een stokje boven de hoofden van de kinderen zwaait :"Ik ga nu zingen en trommelen en jullie moeten klappen...".
En zo geschiedde.
Een bijzonder kind en dat is het.
donderdag 27 februari 2014
Pekkie (Haren jaren 60)
"Mieke, kom je even kijken, er ligt een verrassing in de kofferbak".
Mijn vader die destijds als vertegenwoordiger werkte stapte de woonkamer binnen waar mijn moeder een tijdschrift zat te lezen. Hij droeg een lange jas, en normaliter daarbij een hoed. Maar die had ie bij binnenkomst al snel op de kapstok in de gang gemikt. Hij kwam thuis na een lange werkdag en troonde mijn moeder meteen na deze mededeling mee naar zijn auto die op de oprit stond. Toen hij de kofferbak ontgrendelde, zat daar, verscholen in het donker, piepend in een doos met wat kleden, een klein zwart hondje dat net op mijn moeders hand paste.
6 weken oud was ik, toen Pekkie van anderhalve maand in mijn leven kwam. Het was een klein pikzwart asbakkenrashondje met geelachtige 'wenkbrauwen' en een klein stompstaartje.
Het was liefde op het eerste gezicht tussen Pekkie en mij. Ik wist vanaf dat moment niet beter dan dat mijn zwarte kameraadje altijd in de buurt was. Mijn moeder vertelde later dat als ik in de kinderwagen voor in de tuin stond, Pekkie waakzaam onder de wagen lag. We waren gezworen vrienden.
Toen ik mijn eerste stapjes zette en wankelend op mijn dikke beentjes achter een klein rieten poppenwagentje liep, zat Pekkie parmantig en trots bovenop de poppen. In de winter trok hij de slee met mij erop voorzichtig over het ijs van het Boeremapark en als ik toen ik wat ouder was met hem ging wandelen hield hij zich in en trok niet aan de riem zodat ik niet zou vallen.
Hij was de schrik van de buurt bij boeren en tuinders waar hij de kippen gek maakte en de koeien opjoeg, op een gegeven moment had ie het zelfs zo bont gemaakt dat ie de gaten van een mestvork in zijn rug had staan, maar voor ons was het de liefste en de mooiste hond van de hele wereld.
Op een dag, Pekkie was 16 jaar en een ouwe ondeugende grijsaard met fletsbruine oogjes, drentelde hij 's ochtends de hele tijd om ons heen, hij was onrustig en gedroeg zich anders dan anders. We hebben hem opgetild, geaaid en geknuffeld en toen ie daarna voor de achterdeur ging staan hebben we hem even naar buiten gelaten. Meestal stond ie dan in no time weer voor de voordeur te blaffen, maar dit keer bleef hij langer weg. We hebben altijd gedacht "dat was zijn afscheid".
Een uur later werd 'onze Pekkie' gevonden aan de rand van de Rijksstraatweg. Hij had een hartaanval gehad. Het was de eerste keer dat wij onze ouders zagen huilen.
Sindsdien zoek ik in alle honden 'een Pekkie'.
woensdag 26 februari 2014
Het Schelpenpaadje (Terhorne jaren 70)
"Wie gaat er vanavond mee het schelpenpaadje rond?"
Die vraag werd in de jaren 70 onder de pubers van de Poelcamping meestal gesteld vlak voordat we aan onze verplichte afwasriedel begonnen. Het was vaste prik dat na het avondeten de vaders gingen uitbuiken, de moeders op de flutter gingen om te kijken of er ergens nog een vette roddel was of gewoon voor een praatje, en wij tieners, met afwasborstel, een grote teil en een sopje de vaat van de hele dag konden wegwerken. We ondernamen geregeld pogingen om onze snor te drukken, maar of we ons nu in caravans of tenten verstopten, naar het dorp vluchtten of onze boten optuigden en losgooiden, we werden altijd weer (meestal door de vaders) in de kraag gegrepen en teruggebracht naar de plek waar de opgestapelde en ons toe griezelende vette vaat stond te wachten. Meestal charterden we met een schalkse knipoog of een ander vleiend gebaar wel wat jongens om de droogdoek ter hand te nemen zodat we ons des te sneller uit de voeten konden maken en bij de slagboom van de camping konden verzamelen voor het fameuze 'rondje schelpenpad'.
We liepen dan als een zooitje ongeregeld over het smalle met geplette schelpjes bedekte en op een dijk gelegen paadje dat tussen de stukken ongerept grasland doorliep en begrensd werd door slootjes. Af en toe kreeg iemand een miniem duwtje en belandde dan net niet in de sloot, wat voor de nodige lachsalvo's zorgde. Of we sprongen als de wandeling ons te lang duurde en we voor de rest van de avond alweer een nieuw plan hadden bekokstoofd halverwege over een sloot en renden dan met de stier op onze hielen en met het zweet in onze nek het weiland over wat hilarische taferelen opleverde.
Afgelopen zomer liep ik weer over 'ons' schelpenpad. Ik zag de wind door het lange gras golven, rook de brem weer, kauwde op een spriet zuring en hoorde de schelpjes knarsen onder mijn gympies. Voor me doemde als een peloton soldaten het 'luciferbos' op, de rij rechte bomen met daarachter het Sneekermeer, de plas waarvan we in onze tijd de golven konden lezen en alle trekwalletjes op ons duimpje kenden.
Terwijl ik mijn pad vervolg klikken de beelden van vroeger als dia's over mijn netvlies.
Wat is dat toch met deze plek, met dit dorp en deze omgeving dat mij na zoveel jaar nog steeds als een magneet aantrekt.....?
dinsdag 25 februari 2014
"Waar is die markt eigenlijk....?" (Kroatië 2008)
Kroatië 2008.
"Mama, waar is die markt eigenlijk?" Sanne zit mopperend naast me met de kaart in haar hand en heeft haar blote voeten amechtig op het dashboard geplant. "Ja, mama ik stik me dood hier achterin", verzucht Niels die met zijn lange benen tussen de voorstoelen doorsteekt en verveeld een door de zon verkleurde slappe banaan naar binnen werkt.
We zijn op vakantie in Kroatië en zoals op elke vakantie komt ook nu de padvinder in mij boven. "We gaan morgen een mooie tocht maken" kondig ik de avond ervoor enthousiast aan. "Oh, is het weer zover", gromt Sanne boven een breezer. "Vertel, welke markt gaan we nu weer onveilig maken, en weet je dit keer wel de weg?" vraagt ze hautain terwijl ze haar blik op haar broer en zusje richt. "Mogen wij hier blijven?" smeekt Lucinde terwijl ze al tandenpoetsend in haar pyama door de woonkamer cq slaapkamer van het appartement banjert. "Ik vind het veel te heet in de auto zonder airco" maakt Niels de stemming compleet.
"Jullie gaan gewoon mee, punt over en uit!" zeg ik terwijl ik de bedden uittrek voor de nacht. Ik hoor drie diepe zuchten achter me, gevolgd door drie paar snelle voetstappen richting de badkamer en een deur die met een knal wordt dichtgetrokken.
De volgende morgen als het nog heerlijk koel is maak ik de ontbijttafel klaar, smeer broodjes voor onderweg, vul de koelbox en maak op mijn allervriendelijkste toon mijn drie bloedjes wakker. Na het ontbijt wordt de auto ingepakt en stappen de zwijgende passagiers tergend langzaam in. Het riekt naar een complot, ik word er bijkans zenuwachtig van. "Als de auto het nu maar niet begeeft en als ik die markt maar kan vinden", spookt het door mijn hoofd. Ik doe een schietgebedje.
"Mama, ik zie een rood lampje branden!" roept Sanne na anderhalf uur". "Kijk in het handschoenenkastje wat er in het boekje staat" roep ik boven het razende verkeer uit. "Doe je raam dan ook dicht!", gilt Sanne. "Nee, dan stik ik!" brult Niels vanaf de achterbank. "In het boekje staat dat je moet stoppen", lees ik van Sanne's lippen. Als ik de eerste de beste parkeerplaats op draai, en het handboekje van de auto doorblader hangen mijn bloedjes al in de klep. Het is 35 graden, alles in de koelbox is lauw en twee van de drie moeten plassen. Ik geef me over.
Opeens schiet me wat te binnen, dus zoals op elke vakantie tover ik in alle consternatie ook nu ergens uit de meuk in de achterbak mijn fototoestel tevoorschijn en breng hem in positie. "Ik maak gauw nog even een leuke foto van jullie" zeg ik geforceerd.
Sanne kijkt me vernietigend aan : "Mama, je denkt toch niet echt dat wij nu gaan lachen he!"
maandag 24 februari 2014
Heimwee (Zuerich 1978)
Zuerich.
19 jaar en in den vreemde.
Het ene moment 'himmelhoch jauchzend', dan weer 'zum Tode betruebt'.
Ik bevond me in die tijd in een rollercoaster, periodes van onmetelijke heimwee, waarin ik mijn vingers blauw schreef naar het thuisfront en de twijfel me soms tot wanhoop dreef, werden afgewisseld door momenten van herpakking waarin ik me volledig stortte op mijn studie, lange bergwandelingen maakte en een inwendige strijd van jewelste voerde om in balans te komen met mijn nieuwe leven.
De ene dag ging het me beter af dan de andere, er zijn heel wat tranen geplengd dat eerste jaar, maar spijt heb ik nooit gehad.
De gedichten vloeiden in die tijd uit mijn pen, mijn bondgenoot in donkere dagen.
Zo ook dit gedicht, opgedragen aan 'mijn houvast' uit die jaren.
Mijn houvast
Ik zie jou
in tijden
van heimelijk
lijden
als bron
van mijn kracht en
die steeds
naar me lacht
me opheft
uit dagen
van niet meer te dragen
heimwee
Annet (1978)
zondag 23 februari 2014
Jeugdherinnering 'Tineke' (Haren jaren 60-70)
Haren.
'Trijntje Alberdina Fransina', zo heet ik echt, zei je vroeger altijd met gepaste trots.
En dan kon ik niet achterblijven en vertelde dat ik voluit 'Annette Wilma' heette, de vijflettergrepige naam die mijn ouders consequent plachten te gebruiken als mijn roepnaam, en waarmee ik aanvankelijk steevast de telefoon opnam, maar die mij na verloop van tijd toch net een tikkie te lang was. Raar dat zulke dingen me te binnen schieten nu ik deze foto in mijn oude album tegenkom.
Tineke Vos, het buurmeisje van de Berkenlaan, die met haar ouders, broertje en zusjes tegenover de familie Krans bij de ingang van het garageterrein en de sportvelden woonde. Hoeveel uren brachten we met zijn allen, samen met Flip, Meindert, Jaap en Roel en Jaap Olthof niet door op de 'berg', een enorme begroeide zandheuvel meteen links na het toegangshek van het sportpark, verscholen achter een hoge beukenhaag. Onze ouders vonden het maar niks, maar wij waren er niet weg te slaan, het was ons domein.
Als we door de beheerder van het sportpark, de heer Krans, voor de zoveelste keer gemaand werden weg te gaan, stoven we met zijn allen uiteen en doken achter een van de vele hoge heggen om, als de kust veilig was ons domein doodleuk opnieuw te betreden. We groeven er holen waarin we ons verschansten, bouwden er hutten en speelden cowboytje met geweertjes van afvalhout en spijkers die we bij de bouw van de nieuwe wijk 'De Esstukken' hadden gevonden.
Ach, en weet je nog, toen we wat ouder waren, die een na laatste garage op het garageterrein naast jullie huis waarvan Flip en consorten na veel gemorrel de hefdeur wisten open te krijgen en die we met de buurtjeugd vervolgens annexeerden als 'onze' garage. We sleepten er oude matrassen, dekens en een cassetterecorder heen, zetten er flessen met druipkaarsen neer, bietsten ergens lucifers en hadden er dan in het geniep met zijn allen een dolle middag of avond.
We zwommen 's zomers met de hele club in Appelbergen en fietsen 's winters in konvooi naar het Helperbad voor een paar uurtjes spetterend plezier in een galmende omgeving.
Wat een tijd, wat een jeugd, wat een heerlijke herinneringen!
Abonneren op:
Posts (Atom)