zaterdag 19 april 2014

Ik tel mijn zonnige uren (1978)













Ik tel mijn zonnige uren
op dagen dat ik droevig van
alle aardse rataplan
dromen in een vlam ga turen

Ik tel mijn fijne dromen
in uren van vergetelheid
als ik peinzend over eenzaamheid
vrienden op mij af zie komen.


Annet (1978) 

vrijdag 18 april 2014

Tot de zon ondergaat ... (2014)
















"Zie je papa, daar zie ik er nog fleurig uit".
Oma Bartje plakt haar neus op de foto die ik vorig jaar heb gemaakt en scant met haar enige en bijna blinde oog de twee haar bekend voorkomende personen. Opperste concentratie en een te gebogen houding brengen haar na een tijdje turen enigszins uit balans en ze grijpt gedesoriënteerd in het luchtledige voor houvast. Als ik haar wil vastpakken komt opa als een duveltje uit een doosje het schuurtje uit en schiet meteen toe, zoals elke dag voor hem een aaneenschakeling is van hulpmomenten. 
Wanneer hij haar onder haar arm steun geeft, laat zij zich zonder een woord te zeggen vallen en door hem voorzichtig terugzetten op haar stoel. Dan bekijken ze samen de foto.
De twee eenheid van deze met elkaar vergroeide 'oude bomen' van ver in de tachtig ontroert mij bij elk bezoek dieper. Op zulke kwetsbare momenten voel ik me soms teveel en wil ik het liefst mijn auto pakken en stilletjes wegrijden, maar ik heb het nog nooit gedaan. 
"Het wordt te koud mama, kom we gaan naar binnen", zegt hij en terwijl zij met haar handen tastend langs de buitenmuur schuifelt en met haar voeten de drempel zoekt, tilt hij het gebloemde dienblaadje met rinkelende kopjes de keuken in. Ik loop voetje voor voetje achter oma aan naar de woonkamer die helemaal is ingericht naar hun behoeften. Twee enorme sta-op stoelen met plaid vullen het grootste gedeelte van de kleine ruimte en de alarmketting en -horloge liggen binnen handbereik op de salontafel. Als ik wel eens zeg "die dingen moeten jullie omdoen", mompelen ze steevast "nee dat vinden we niet prettig, zo kan het ook". In hun wereld gelden hun regels. 
Over de muren verspreid hangen in grote en kleine lijstjes de foto's die hun zo dierbaar zijn, portretten van hun zonen en mijn kinderen. Ikzelf sta er al jaren niet meer bij, maar ik weet, en zij weten, dat wij ondanks de scheiding voor elkaar dezelfde zijn gebleven. 
Omdat zij ooit op een mooie dag mijn leven zijn binnengelopen zal ik met ze meewandelen tot de zon ondergaat......      

donderdag 17 april 2014

Vrolijk en weemoedig (Terhorne jaren 70)



"Lieverd, ik zit nog steeds in mijn pyjama, ....voel me helemaal niet goed, ....als je tijd en zin hebt wil ik even met je praten". 
Aan de andere kant van de lijn hakkelt mijn vader me tegemoet. Na een paar herseninfarcten is het niet meer de man van weleer, zijn welbespraaktheid heeft een douw gehad, zijn bijna 84 jaren zijn hem niet in de kouwe kleren gaan zitten, maar 'roeien met de riemen die hij heeft' komt niet in zijn woordenboek voor. Zijn karakter zit nog steeds onder de iets te dikke buik, zijn eigenwijsheid is nimmer aflatend en zijn uiterlijke ijdelheid hoort bij hem als de voorjaarszon bij bomen in bloei, maar het is mijn vader en ik hou van hem, ook na alle stormen die onze relatie heeft doorstaan, alle tranen die er zijn gevloeid en alle boze woorden die in de loop van de jaren zijn gevallen. 
De tijd is, en hoe dankbaar ben ik daarvoor, in staat gebleken alle wonden te helen, onze gemeenschappelijke humor heeft weer post kunnen vatten en we zijn beiden oprecht voornemens zijn levensavond in harmonie door te brengen. Een harmonie die soms weliswaar zwaar bevochten moet worden maar die na de vele lessen uit het verleden tegenwoordig veel zoeter proeft. 
Inmiddels ben ik zijn stem naar 'die boeven' van de gemeentelijke en landelijke instanties geworden, evenals zijn geschreven woord voor medische vraagstukken en zijn gezicht naar de buitenwacht. Soms als ik bij hem zit en hij heeft een goeie dag dan komt dat feestnummer van vroeger weer om de hoek zetten, dan rijgen de anekdotes zich aaneen, dan lachen de ogen en kijk ik weer naar mijn vader van toen, de tomeloze pretletter, die zeiler in hart en nieren, die altijd barstensvol plannen zat, overal een mening over ventileerde, provoceerde en graag op de voorgrond trad.
Toen ik deze foto toegespeeld kreeg maakte het tafereel me vrolijk en weemoedig tegelijk.
"Ja pap, ik kom er zo aan..."       

woensdag 16 april 2014

Pasen, voorjaar, herinneringen (2014)



Ik pak de oude donkerrode beschuitbus, waarvan de deksel al jaren klemt, uit zijn vertrouwde hoekje in de bijkeuken, sla het stof eraf en zet hem tussen mijn knieën om hem te openen. Dat is elk jaar rond deze tijd zo'n beetje hetzelfde ritueel. Op het aanrecht liggen de grillige paastakken nog samengebonden met een elastiekje.
'Pasen, voorjaar, herinneringen', het dwarrelt allemaal door mijn hoofd. Ik weet nog goed dat mijn zusje en ik met Pasen voor het eerst na de lange winters van vroeger weer kniekousen aan mochten en eindelijk verlost waren van die dikke kriebelende blauwe en grijze maillots waar je binnen de kortste keren enorme knollen in viel, wat voor het nodige gemopper van mijn moeder zorgde. Met Pasen zagen we er altijd op ons paasbest uit. Mijn zusje en ik droegen dan vaak dezelfde zoetgekleurde jurkjes, rokjes of setjes, lichte kniekousen en een wit leren sandaaltje met een gespje opzij en kleine gaatjes op de bovenkant. Een keer, ik weet het nog als de dag van gisteren, fietsten we op Eerste Paasdag van de Berkenlaan naar onze oom en tante aan de Parkweg in onze keurige lichte paasoutfit. Onze ouders waren ons voorgegaan en wij zouden hun op onze fietsjes volgen. Meestal kwamen we via het garageterrein en langs een smalle sloot die grensde aan het Boeremapark hun achtertuin binnen, alleen jakkerde ik deze keer net wat te hard en gleed bij het nemen van de laatste bocht met mijn achterwiel weg en belandde, gekleed in mijn lichtblauwe plissé rokje met bijpassend hesje, in genoemde ondiepe blubbersloot. Een nachtmerrie voor elke moeder. 
Als ik de deksel van de donkerrode beschuitbus eindelijk heb losgetrokken en de bus op de kop zet, rollen de paasfiguren van het eerste uur over de tafel. Ach, daar zijn de haasjes met de vilten oren die we tegenkwamen in een onooglijk doosje tijdens het opruimen van de spullen van mijn overleden tante Ellie. We hebben haar eenvoudige paasspulletjes altijd in ere gehouden en elk jaar hangen we ze traditiegetrouw aan de kronkels van de paastakken, evenals de kuikentjes zonder snavel en sommige zelfs zonder pootjes die tevoorschijn kwamen bij het leeghalen van mijn oma haar kamer in het bejaardentehuis toen zij op 93 jarige leeftijd overleed. Het hoort voor mij zo helemaal bij Pasen. En zelfs in de jaren dat mijn bloedjes de paastakken versierden hingen ook zij de ouderwetse, beschadigde en verkleurde paasfiguurtjes uiterst geconcentreerd en liefdevol tussen de gelikte, glimmende moderne decoraties. "Kijk mama ze hangen er weer bij..."      

dinsdag 15 april 2014

Huisje Weltevree.....(2014)



"Mama waarom gaat die garagedeur niet open, ik hoor een heel raar geluid".
Ik sta aan het aanrecht brood te smeren, thee te zetten, vitamines te verdelen en werp elke twee minuten een blik op de digitale wekker van het fornuis. Onze ochtendrace tegen de klok. Ik heb Niels gevraagd, alvorens ik hem naar zijn werk breng, de container van het terras door de garage via de oprit naar de straat te rijden. Over precies drie minuten moet ik op zolder Lucinde wakker maken en Pip staat te kwispelen bij zijn etensbak voor wat brokjes en vers water. "Hoe kan dat nou weer?" mopper ik terwijl ik achter mijn bloedje aan de garage inloop en meteen al zie dat het mis is. De ketting die de segmenten van de automatische paneeldeur moet opentrekken is geknapt. Fijn! "Oké Niels, dit wordt hem niet, rij de container maar door de keuken, de kamer en de gang en rol hem dan maar naar de straat, we moeten zo weg". Als ik naar boven ren voor mijn wekactie richting Lucinde gaat de telefoon. Ik neem in al mijn gejaagdheid een nogal rigoureuze kniesprong op mijn bed waar het toestel naast de boeken op de lader staat en hoor tot overmaat van ramp een hardvochtige krak. "Nee hè, door het bed gezakt, ook dat nog!". En de ongeduldige beller heeft in de tussentijd neergelegd. Ik maak balend Lucinde wakker, werp eenmaal weer beneden een handvol brokjes in Pip zijn bakje en graai mijn telefoon en autosleutels van tafel. "Mama, we moeten gaan!". Niels staat te popelen bij het barretje, jas aan, rugzak om en koptelefoon op. Als ik de eerste de beste bocht pak gaat de telefoon. "Ja, met papa, ik had ook al eerder gebeld, ik dacht al waar zit je....., wil je me naar de dokter brengen, ik heb zo meteen een afspraak en ik red het niet om de taxi te bellen". Na Niels uitgezwaaid te hebben, maak ik rechtsomkeer, toeter bij mijn vader voor de deur en breng hem in gezwinde draf naar de huisarts. Even later draaien we het terrein van het ziekenhuis op want hij blijkt doorgestuurd te zijn voor foto's. Als ik eenmaal weer thuis ben ga ik koortsachtig op zoek naar het garantiebewijs van de net aangekochte Kaercher terraswaterstofzuiger die ik slechts twee keer heb gebruikt en waar nu al overal water uitspuit behalve uit de daarvoor bedoelde spuitmondjes aan de onderkant, met als gevolg blubber en ellende all over the place in plaats van de beloofde schone oprit. Pff. Als ik zittend op de grond alle garantiebewijzen van de afgelopen 5 jaar doorloop en eigenlijk al weet dat ik de ene niet meer ga vinden gaat de telefoon. Haarlem calling. "Mama, ik kom met Pasen thuis, gaan we nog wat leuks doen en vraag je oma en tante Wil voor een paasbrunch, vind ik wel gezellig". Net als het gesprek op zijn eind loopt, vraagt dochterlief "oh ja mama, is die marter eigenlijk al weg?" "Nee, daar ben ik nog mee bezig", zucht ik bij de gedachte aan deze vervelende klus en krabbel snel een aantekening op mijn immer parate actieboekje. Ik heb de telefoon nog niet neergelegd of hij rinkelt alweer "Hoi Annet met Fokje, ik kom straks die kinderwagen, maxi cosi en andere spullen voor Sanne brengen, dan ben ik er maar weer van af, ik hoop dat je nog ruimte hebt in je garage". Als ik eindelijk achter de computer zit om mijn column te schrijven waarvan de deadline nadert dendert Lucinde naar binnen. "Mama, ik ben naar huis gestuurd van school, ik heb heel erg oorpijn, wil je de dokter bellen?" 
Terwijl mijn jongste bloedje na een paracetamolletje op de bank ligt met haar hand op haar vuurrode oor en ik aan de telefoon in de wacht sta bij de huisartsenpraktijk, krijg ik een Appje binnen " Lieve Annet, hier gaat het zijn gangetje, hoe gaat het bij jullie...?"  

maandag 14 april 2014

Mijmerende bomen (1978)

















Mijmerende bomen

Wortels in de strakke grond
grijpen vol van leven
hof'lijk zijn de blaren rond
die mij schaduw geven

stoer en eerlijk
straf en lang
onontbeerlijk
is de stam

takken tekenen de vrijheid
als potloden in de lucht,
tussen nerven ligt de tijd

oneindig ver, zonder gerucht
staan ze stilletjes te dromen
.....mijmerende bomen .....


Annet 

zondag 13 april 2014

Zooitje ongeregeld (Schildweek 1979)



"Toe, ik wil slapen!"
Valerie wordt door Ton en Sybrand van haar slaapzak gelicht. Het hoorde bij de kolderieke capriolen tijdens de Schildweek in de jaren 70. Als onze ouders ons goed bedoeld en serieus aan het instrueren waren over de proviand die ze in onze tenten hadden geduwd met woorden als "die nasi is voor morgen en die ravioli kan een dag later" ging het ons het ene oor in en het andere uit. Ook moederlijke opmerkingen als "houden jullie de tenten dit jaar nou eindelijk eens een beetje opgeruimd, ga niet te laat naar bed" en "laat die natte zeilkleding nou niet weer stinken op jullie bedden", waren ook in 1979 weer tegen dovemansoren gezegd. We knikten wat, zeiden af en toe op de goede momenten "oké" en "ja" en wisten na de preek niet hoe snel we ze met een kus hier en een knuffel daar moesten wegbonsjoeren zodat wij eindelijk onder elkaar waren en ons eigen leven konden leiden tijdens die heerlijke beruchte zeilweek in juli. 
Ons zooitje ongeregeld, verspreid over een aantal tenten en een rode bus zette 1 keer per jaar de boel op stelten tijdens de Schildweek. Eten en slapen waren bijzaken, evenals opruimen en je gedeisd houden. De week stond in het teken van wedstrijdzeilen, feesten en lawaai. 's Ochtends liep je, na een te verwaarlozen aantal uren slaap, lodderig en met een bonkend hoofd en slepende gang naar de trailerhelling, waar je je zeilen uitstal en andere zeilaccessoires vast klaar legde voor de dagwedstrijd. Ondertussen links en rechts wat slap ouwehoerend met andere slaapkoppen om vervolgens de windsterkte en -richting alsmede de baan door te nemen. Na afloop van de zeilerij werden de boten weer op de trailers gehesen, afgetuigd en van dekkleden voorzien en begaven we ons naar ons tentenkampje, met Siets zijn residentie als glorieus middelpunt, waar we onze spullen lukraak neerkwakten. Na een homp brood te hebben genuttigd en een guts cola naar binnen te hebben gegoten werden de slaapzakken uit de tenten gesleurd en lag de hele meute binnen een kwartier total loss te ronken.
Als we uren later weer de geest kregen graaiden we wat blikken Suzi Wan nasi uit een van de proviand kratten en lepelden de inhoud om beurten, rechtstreeks uit het blik naar binnen. Op die manier verloren we geen tijd met koken en konden we ons aansluitend razendsnel opfrissen en onze illustere opwachting maken in Boei 12, waar het credo was feesten, feesten en nog eens feesten.