zaterdag 30 augustus 2014

Bezoekuur (pap 2014)



"Op welke kamer ligt mijn vader, hij is vanmorgen opgenomen".
De draaideur van het ziekenhuis heeft net lelijk mijn hakken geraakt en ik trekkebeen richting de informatiebalie waar ik mijn handtas neerpoot. "Gorter, zei u, dat is de 2e verdieping, afdeling B2, kamer 15" antwoordt de blonde dame op afgemeten toon, vanachter haar computer. "U mag wel opschieten want het bezoekuur is al bijna afgelopen" voegt ze er nog even snel aan toe. 
"Mens, ik kon niet sneller", mompel ik in mezelf met het avondeten nog glijdend door mijn slokdarm en mijn nieuwe laarsjes ongelofelijk knellend aan mijn teenslippervoeten. Zo goed en zo kwaad als het kan met mijn tasje bonkend tegen mijn flanken zet ik het op een lopen naar de lift waarvan de deuren - het zal ook niet - net voor mijn neus dichtgaan.    
Oké, kamer 15. Ik tel de deuren in de gang en blijk na drie nummers aan de even kant te lopen, dus ik steek over bij de koffiekamer en dender kamer 15 in, waar de gordijnen al dicht zijn en het doodstil is. Op straat beneden blaft een hond, een ambulance met sirene rijdt weg, kinderstemmen op de gang.
In het bed bij het raam meen ik de donkerrood/blauw gestreepte pyjama van mijn vader te zien. Ik zet een stap in de richting van het raam en blijf staan, nog steeds zwijgend. 
En ja, hij is het. Hij ligt met gekromde rug naar me toe en ik kan niet zien of hij wakker is of slaapt. Ik voel me net een foyeur. Terwijl ik daar zo sta, neem ik de kamer in me op.
Vanaf zijn rug loopt een slangetje naar een vierkant machientje op de grond. Boven zijn hoofd aan de muur hangt een lange zuurstof slang die opgebonden is en klaar voor gebruik. Op zijn nachtkastje zijn leesbril, een glas water met een gebogen rietje en een gebruikt papieren servetje. Aan de ijzeren achterkant van zijn bed bengelt zijn stok en zijn rolstoel met het irritante zwenkwiel en het rode rugkussentje staat in de hoek bij de kleine tafel. In de kamer hangt nog de geur van het avondeten.  
Het is raar om hem zo te observeren, hem zo kwetsbaar te zien. 
"Hebben we alles al gezegd, is alles uitgesproken, willen we nog iets van elkaar weten?", het spookt allemaal door mijn hoofd terwijl ik daar sta en naar zijn vertrouwde gestalte kijk.             

donderdag 28 augustus 2014

Nieuw leven (2014)






















In de storm 
die woedt
en mijn leven heet
zit ik stilletjes
op een rots te dromen

In de kolk
die draait
en mijn leven heet
bedenk ik 
wat voor moois
er nog gaat komen

In de bruisende branding
die mijn leven heet
verheug ik mij
op de komst 
van nieuw leven
sta ik met open armen 
om alles weer te geven.


Annet


dinsdag 26 augustus 2014

Vriendschappen en herinneringen (Terhorne jaren 80)



"Tante Mieke, mag ik uw krukje mee naar de steiger?"
Een druilerige ochtend in Terhorne in de jaren 80. We bleven lekker lang liggen in onze tentjes. Slaapzakken werden behaaglijk over de schouders getrokken en ritsen bleven dicht. In sommige tentjes werd ge-mens-erger-je-niet in pyama, of gekaart onder een deken, in andere tentjes werd weer heerlijk gelezen. Maar wat je ook aan het doen was altijd hoorde je de regendruppen monotoon tikkelen op het doek en zorgde je ervoor dat de binnencabine de buitentent niet raakte, want dan ging ie geheid lekken. 
Een groepje snaterende eenden in de verte, een boot die toeterde voor de brug, de kerkklok die haar uren telde. Het waren een paar van die vertrouwde geluiden die de omlijsting vormden van een regenachtige dag die langzaam op gang kwam. 
Maar zodra het eerste streepje zonlicht zich liet zien gingen ritsen omhoog, banjerde in de tijd van een mum iedereen rond in rubber laarzen en zeiljassen en werden plannen gemaakt voor de rest van de dag. Als de groep compleet was hobbelden we eerst rumoerig met zijn allen naar de buorkerie, het honk van het lokale recreatieteam, waar we kind aan huis waren en dachten alles te kunnen maken. Na de nodige melige partijtjes pingpong en wat slap geouwehoer deden we onze jassen weer aan en streken we met zijn allen luidruchtig neer bij het Schippershuis waar we uren lang de leestafel bezet hielden, weliswaar geen blad inkeken maar louter aan het keten waren. Als we daar weg moesten namen we nog een kijkje bij het voetbalveld om vervolgens springend in en rennend door plassen terug te keren naar de camping waar onze ouders inmiddels ook bij elkaar waren gekropen en waar het gezang en gelach tot ver buiten de slagboom te horen waren.
Als we dan links en rechts wat flessen cola hadden gecharterd en de nodige zakken chips hadden verzameld zochten we een lege caravan op en ploften daar met onze natte handel neer om melige spelletjes te doen die we zelf bedachten en die altijd garant stonden voor een doldwaze avond.
Mijn criteria voor vriendschap gaan terug naar die onvergetelijke jaren.