zaterdag 5 april 2014
Eerste baantje van Muis (2014)
"Ik wil ook wel eens geld hebben mama!".
Lucinde komt mokkend naar beneden gestampt met een tred die onderaan de trap Pip uit zijn mand blaast. Ze ploft in de keuken dusdanig hard op een eetkamerstoel neer dat ze met het bruine rollende zitmeubel als een snoek achteruit schiet en tegen de koelkast tot stilstand komt. Ik sta aan het aanrecht te redderen en kan net op tijd opzij springen. "Je kent het verhaal", zucht ik voor de zoveelste keer. "Het is zo makkelijk, als je je kamer opruimt krijg je zakgeld, no problemo". De mokker geeft geen thuis, maar pakt een banaan van de schaal, pelt hem op haar dooie akkertje en carrouselt de schil dan verveeld om haar vinger. "Mama, ik kan niks zonder geld!" en ze lanceert de bananenschil die vervolgens naast het gootsteenbakje landt en als een gele inktvis over de rechter wasbak blijft hangen. "Misschien moet je een baantje zoeken, je bent nu vijftien, dus het mag", zeg ik terwijl ik de schil tussen duim en wijsvinger pak en in de pedaalemmer deponeer.
De volgende middag huppelt ze van de trap af, haar gezicht straalt. "Mama, ik moet op gesprek voor afwashulp!" Ik straal mee. "Zie je nou wel, wanneer ga je?" Er volgt een korte stilte. Ze schuttert wat en pruttelt met haar kin op de borst "Mama, ga je wel mee, ik weet niet wat ik moet zeggen". Die middag krijgt ze te horen dat het restaurant al voorzien is en dat ook de pizzeria waar ze langs is gegaan inmiddels een afwashulp heeft . De stemming van mijn jongste bloedje zakt andermaal ver beneden peil, Niels, Pip en ik moeten het zwaar ontgelden, we kunnen niks goed doen. "Mama, zo krijg ik toch nooit een baantje, iedereen werkt behalve ik!" bromt ze vanaf de bank onder het bruine plaid met nijdige ogen zo zwart als kooltjes. Ik doe 's nachts in bed van lieverlee een schietgebedje omdat ik graag wil dat het weer gezellig wordt in huis. Als ik de volgende avond met een vriendin heb afgesproken om even ergens wat te drinken, en we net geanimeerd zitten te praten gaat mijn telefoon. "Oh jee, thuis", kreun ik met een blik op het nummer. "Dat is weer foute boel, geef mijn jas maar vast aan" zucht ik met een glas rode wijn in mijn hand. Maar als ik weifelend opneem gilt een stem aan de andere kant "Mammmaa, ik mag op gesprek bij MacDonalds!!" Meteen gevolgd door "en ik lust geeneens patat!"
Sindsdien is de rust in huis weergekeerd, Aap (Niels) en Muis (Lucinde) kunnen weer door 1 deur, en mama kan weer slapen.
Vandaag gaat ze beginnen, haar outfit ligt al klaar, met de "M", van Muis....
vrijdag 4 april 2014
Netten van geduld (1978)
Hopend
dat dromen
me dragen
verzen
me spoeden
en woorden
me hoeden
zit ik in
m'n levensdreven
netten van geduld
te weven.
Annet (1978)
donderdag 3 april 2014
Die andere liefde (Terhorne jaren 70)
Een mooie lome voorjaarsdag, zo'n dag waarop alles klopt.
Het is dit weekend gezellig druk op de camping, van het vaste cluppie zijn ze er praktisch allemaal en het weer laat zich van zijn beste kant zien. Als ik mijn ontbijt op heb ga ik met mijn zeilzak en andere pakkelarie naar het slootje waar mijn boot naast die van Paul en Rene en Ton nog afgedekt op de trailer staat. De frisrode romp van 'mijn Kiekoet' piept bij de stagen onder het dekkleed uit.
"Hij is weer mooi geworden van de winter", denk ik bij mezelf terwijl ik de fletsblauwe zeilzak met het lichtweer tuig in het gras naast mijn trailer neerzet en een eend wegjaag die zonodig op de trapezebroek moet gaan zitten die ik net op een bult pas gemaaid gras heb gelegd.
Als ik even later het dekkleed heb afgestroopt en met hulp van de andere schakelaars de Kiekoet in het water laat glijden krijg ik bij de aanblik van mijn boot in het door zonlicht beschenen water een euforisch gevoel. In de voorjaarsschittering blinken de stagen en het beslag me tegemoet en het frisse rood van de romp weerkaatst in de golfjes. Het is niet voor niets geweest.
Ik heb de winteravonden die ik doorbracht in de garage met het schuren en lakken nooit geteld, maar het waren er vele. Aan de haken die mijn vader had aangebracht boven de fietsen hingen her en der aan dunne touwtjes, weken achter elkaar, vlonders te drogen, terwijl in de hoek een klein kacheltje stond te snorren en op de betonnen vloer tussen de vellen schuurpapier en de bus bootlak een afgekoelde beker chocolademelk tevergeefs wachtte op consumptie.
'Liefde voor je materiaal', dat is wat mijn vader mij bijbracht vanaf het moment dat ik een zeilboot kreeg en gaandeweg de jaren merkte ik dat het schuren, lakken, repareren en onderhouden de band met mijn boot tot een bijzondere maakte. Elk krasje op de liefdevol gestreken lak deed pijn, elke minste of geringste beschadiging deed mij ineenkrimpen en werd een klus voor de volgende winter.
En als ie dan in het voorjaar, zoals nu, samen met de 'Zoeff' lag te spiegelen in het water, dan was er niemand trotser en gelukkiger dan ik...
woensdag 2 april 2014
"Mag ik een teiltje..?" (Kroatie 2008)
"Mama, ik voel me niet lekker."
Lucinde komt lamlendig en met waterige oogjes naar me toe en ik zie op een afstand al dat ze verhoging heeft. Als ik haar gloeiende wangen heb gevoeld, leg ik haar voorzichtig op de bank in het bloedhete appartement en ga grutten in de nog maar gedeeltelijk uitgepakte tassen met vakantiemeuk op zoek naar een paracetamolletje. Na een lange autorit ben ik met mijn bloedjes in Kroatië beland en we zitten, te oordelen naar het grote aantal onuitgepakte tassen en koffers om ons heen, nog volop in de acclimatiserings- cq sorteringsfase. Ik pluk wat in het rond, haal wat tassen leeg en maak het er alleen maar chaotischer op. Niels en Sanne zijn ook op zoek, weliswaar niet naar een paracetamolletje, maar naar hun zwemkleding want de mussen vallen sinds onze aankomst dood van het dak en vanaf het meer onder ons balkon lonken geschaterlach en spettergeluiden. Terwijl ik koortsachtig, en ondertussen met de nodige vochtuitslag onder mijn oksels, heen en weer ren tussen een steeds groter wordende puinhoop en een ziek kind klinkt plotseling vanaf de bank "mama, ik moet spugen". "Jongens, hebben we een teiltje ergens in de keuken?" roep ik gestrest terwijl ik bijna mijn nek breek over een wegrollende voetbal en me nog net aan een kastje kan vastgrijpen. "Hoe moet ik dat nou weten mama?!", gilt Sanne die haar bikini half aan heeft en met een badlaken achter zich aan door het gangetje wappert. "Mama, waar zijn mijn zwemschoenen?" blèrt Niels uit weer een andere kamer. "Weet ik veel!" bits ik okselklotsend en ik spring als een kikker over alle meuk heen, neem een snoekduik in het gootsteenkastje en trek de hele inhoud eruit, geen teiltje. Als ik uit het kastje ben gekropen en de nieuw ontstane bende bij mijn voeten wanhopig zit te bekijken komt Niels de kamer binnen gesloft met een teiltje in zijn hand. "Mama, wat doet dat teiltje in onze slaapkamer?" Ik ruk het ding uit zijn handen en druk het Lucinde net op tijd onder haar kin. "Au, mama, doe nou eens rustig" rochelt ze. Als ik naast de gebogen rug van de spugende zieke op de bank ga zitten en het teiltje hulpvaardig vasthoud, zeg ik terloops "hoe kom je aan die kras op je wang?" waarop ze haar hoofd uit de teil trekt, me met een vernietigende blik aankijkt en tussen haar tanden sist "Ja dat heb jij net gedaan toen je zo wild met die teil tekeer ging!".
Als we die middag naar het meer gaan is het gezin weer enigszins zen. Maar net als ik me op een matje heb neergevleid met een boek, zie ik Niels en Sanne schreeuwend het water uitrennen. "Wat is er nou weer?" roep ik knipperend tegen de zon. Ik voel dat het ernstig is want Sanne neemt gedecideerd het woord en Niels staat er beteuterd naast.
"Nou mama, we gingen een hele tijd zwemmen en nu komt Niels er opeens achter dat ie zijn IPod nog in zijn zwembroekzak had zitten, enne, zijn zwemschoenen is ie ook kwijt, die waren te groot..."
Het was weer een feest in Kroatië....
dinsdag 1 april 2014
Oom Jan en tante Wil (Terhorne jaren 80)
"We liggen in het eerste slootje."
Dat was vaste prik. Waren wij in Terhorne dan voeren oom Jan en tante Wil steevast vanuit hun thuishaven in Wartena naar de Poelen en legden hun kajuitzeilboot tegen de rietkraag aan in het kleine vaartje tussen de Terhornster Poel en de Terkaplester Poel, lekker in de buurt van de reuring, genoeg proviand aan boord voor onverwacht bezoek van de camping en strategisch gelegen voor de zeilers. Als je even een oversteekje wilde maken naar het grotere water, bleef je geheid hangen bij de Smitjes. Oom Jan hielp je dan de boot af te tuigen terwijl tante Wil uit het overvolle troeperige roefje allerhande lekkers tevoorschijn toverde en zich in de kuip al verkneukelde op een gezellig babbeltje, waardoor je altijd langer bleef plakken dan de bedoeling was en men op de camping regelmatig mopperig met eten zat te wachten. Ook zeilende vrienden en vriendinnen pleisterden graag even bij mijn favoriete oom en tante van het eerste uur.
Oom Jan en tante Wil, zo vervlochten met mijn leven. Ze woonden vlakbij ons in Haren, een kippeneindje was het van de Berkenlaan naar hun huis aan de Parkweg, naast het Boeremapark. Heel wat uren heb ik in het park door tante Wil in blokjes gesneden brood lopen strooien naar de eenden en ganzen en hing ik met een tas vol brood over het hek om de herten in het kampje te voeren. En wat te denken van de winters als de vijver was bevroren en ik bij tante Wil een keukenstoel haalde om achter te schaatsen. Later poogde ik er, enthousiast als ik was, op mijn kunstschaatsen pirouettes te draaien die meestal jammerlijk eindigden in een uiterst pijnlijke en gênante val, waardoor ik nog dagen op beurse blauwe plekken werd getrakteerd. Toen we ouder werden troonden mijn zusje en ik de duvel en zijn ouwe moer mee naar de Parkweg, vriendjes werden voorgesteld, vriendinnen gingen mee op sleeptouw en ik weet nog goed dat ik van oom Jan mijn eerste glaasje Vermouth kreeg, een moment dat ik nooit zal vergeten. Ze waren een verlengstuk van ons gezin voor zolang als ik me kan herinneren. Ze hadden zelf geen kinderen maar projecteerden al die jaren hun liefde en aandacht op mijn zusje en mij en dat hebben we ook altijd zo gevoeld. Toen de boot van de hand werd gedaan omdat ze hem samen niet meer goed konden bemannen ging het licht al een beetje uit. Maar ondanks dat die beslissing onafwendbaar was misten ze hun weekendjes op de boot, de gezelligheid van uitgelaten mensen om hen heen, het lachen, de uitbundigheid. Oom Jan versomberde zienderogen en zijn slechte gezondheid haalde hem na verloop van tijd in.
Tante Wil heeft hem jaren geleden moeten laten gaan en neemt nu in haar eentje als 88 jarige de honneurs waar en is op haar eigen manier nog steeds bij elk facet van ons leven betrokken.
maandag 31 maart 2014
Mijn 'Sentimental Journey' (Haren 2014)
"Mijn ouders zijn 83 en 87 en ze wonen nog steeds in hetzelfde huis."
Vanaf dat moment begon het bij mij te borrelen, beelden van de Berkenlaan vulden mijn gedachten. De familie Vos bij wie ik als kind dagelijks over de vloer kwam, regelmatig een vorkje meeprikte aan de gastvrije eettafel speelde sindsdien prominent door mijn hoofd. Hoe vaak vouwde ik in die jaren onhandig mijn handen en bad ik met hen voor het eten, hoeveel verhalen uit de bijbel luisterde ik vroeger ademloos aan.
Vorige week besloot ik niet langer te aarzelen, mijn hart te volgen en de reis naar mijn verleden te ondernemen.
Als ik in Haren bij de spoorwegovergang richting Oosterhaar ben, zie ik mezelf weer staan, ruim veertig jaar geleden, fiets aan de hand, geduldig wachtend tot de trein voorbij was geraasd om, zodra de spoorbomen opengingen en het licht was gedoofd, door te rijden naar de Zwanebloemweg, waar Carla en Tineke met hun ouders en broertje en zusje woonden sinds ze uit 'onze' Berkenlaan waren verhuisd. Het viel mij destijds zwaar mijn vaste speelkameraadjes met wie ik zoveel jaar was opgetrokken en die mij van haver tot gort kenden los te laten en ik fietste daarom na hun verhuizing gewoontegetrouw elke vrijdagmiddag naar het nieuwe huis om voor een paar uurtjes weer vertrouwd te kletsen en lol te maken.
Zwanebloemweg 2, ik rij er anno 2014 zo weer naar toe. Vanuit mijn geparkeerde auto voor de deur kan ik de twee gestalten in de woonkamer zien zitten. "Gelukkig, ze zijn thuis" denk ik. Als ik aanbel hoor ik beweging in de woonkamer en even later doet meneer Vos open. Hij heeft een sok in zijn ene hand en houdt met de andere de deur vast, hij kijkt me vragend aan. "Dag meneer Vos", zeg ik overmand door een gevoel van melancholie terwijl het bosje tulpen dat ik wat onhandig in mijn handen houd met mijn woorden meetrilt. Zijn blik neemt mij bedachtzaam op maar de herkenning blijft uit. "Ik ben Annet" zeg ik tegen de man in de deuropening die ik na al die jaren nog zou kunnen uittekenen. Na het noemen van mijn naam klaart het gezicht op en gebaart ie me naar binnen met een "ja Annet, nu zie ik het, van de foto in de krant." In de woonkamer waar zoveel mij doet herinneren aan vroeger, het schilderij met het zigeunerjongetje, de grote Friese staartklok, zit mevrouw Vos op haar stoel voor het raam. Ook zij is niets veranderd en gelijkt op het beeld dat ik heb bewaard in mijn hart. Als vanzelf ga ik langzamer spreken en vorm mijn woorden overdreven met mijn lippen zoals ik dat destijds deed als ik haar iets wilde vragen, want mevrouw Vos is doof. "Soms heb ik wat extra zuurstof nodig", zegt ze en ze brengt een slangetje naar haar neus. Vervolgens met een glimlach, "vooral als ik wat opgewonden ben." Als meneer Vos bij de koffie een koekje heeft gepresenteerd en de sok is aangedaan raken we geanimeerd aan de praat en vallen veertig jaar in een klap weg. We nemen onze wederzijdse levens door, hebben het vol trots over onze kinderen, kleinkinderen, we lachen en herinneren, halen anekdotes aan en staan stil bij hen die er niet meer zijn.
Als ik twee uur later afscheid van ze neem en beiden voor het eerst van mijn leven omarm en kus voelt dat warm en vertrouwd en ben ik heel blij dat ik die dag mijn hart heb gevolgd.
zondag 30 maart 2014
Jij (1978)
Jij
Je bent in mijn gedachten
dagen en de nachten
je weerspiegelt in de plas
en ritselt in het gras
op de rand van de regen
kom ik je handen tegen
en als ik me even ommekeer
dan zie, oh dan zie ik jou weer
maar laat me nu eindelijk slapen gaan
want ik ben toch zo moe
en ik zie je al staan
aan de poort van mijn dromen.
Annet (1978)
Abonneren op:
Posts (Atom)