zaterdag 30 mei 2015

Check moment (Lucinde 2015)





















We hadden
de spanning
onder de knie

we wisten weer
wie we waren

nu kruipen
de dagen
naar 'n check moment

en huiveren wij
omdat het niet went.




Mama





donderdag 28 mei 2015

Terhorne 2.0 (Pinksteren 2015)




















"Wat doen we vanavond met eten?"
Lief en ik liggen loom onderuitgezakt voor de caravan op wat wij al jaren "het bankstel" noemen. Een van de 15 jaar geleden uit Canada meegeleurde opvouwbare zitgedrochten dat er niet uitziet, maar heerlijk zit en - niet onbelangrijk - een koffie-/bierglasuitsparing ergens in het midden heeft.
Lucinde zit in de caravan op de I-pad een smurfendorp te bouwen en heeft net, middels haar hoofd door het openstaande badkamerraampje te steken gemeld dat haar 'moestuinsmurfen' over een uur weer meloenen kunnen oogsten. Lief en ik kijken elkaar aan, met een blik van "wij vinden het best'  en doen geen enkele poging het virtuele gebeuren dat zich in de caravan afspeelt ook maar enigszins te begrijpen. In plaats daarvan pakken we om beurten de verrekijker en turen ingespannen naar de overkant waar vlak voor het Starteiland de schakelklasse op het punt staat te starten. 
Als ik het doffe startschot hoor denk ik terug aan mijn Memosail stopwatch, de twee stoten van het tien minuten-sein, de spanning voor de start, de klapperende zeilen, en de boeg van mijn schakel die over de startlijn snijdt. Even ben ik terug in de tijd, voel ik de spetters op mijn gezicht tijdens het eerste kruisrak en de blaren in mijn handen.
"Soms wou ik dat ik weer een zeilboot had, heerlijk windje nu", mompel ik zachtjes terwijl ik de verrekijker weg leg en bedenk dat ik het met de hoofdsmurf in de caravan nog even over het avondeten moet hebben. Als ik door de kattenstaarten luidruchtig de caravan binnenstap kijkt Lucinde geïrriteerd op van haar I-pad. "Mama, nu even niet, ik moet op die meloenen wachten, en ik moet ook nog wat bomen planten". Mij ontgaat het gehele smurfenspel, maar ik ben blij dat ze zich amuseert. 
Die avond stelt lief voor dat we gaan eten bij De Gouden Leeuw. 
Nog steeds moet ik wennen aan die naam. Vroeger heette het restaurant bij de brug 'De Instuif'', maar sinds Terhorne tot Kameleondorp is gebombardeerd en er van heinde en verre gezinnen toestromen en door het voorheen zo knusse dorp banjeren zijn de namen uit mijn jeugd verdwenen van de gevels en hebben ze plaatsgemaakt voor namen uit de boeken van de Kameleon. Terhorne, mijn Terhorne, is een product geworden. 
Soms betrap ik mezelf erop dat ik 't nog steeds heb over De Instuif en Het Schippershuis, vertel ik over bar/dancing De Kajuit, de broeierige uurtjes waarin het bier rijkelijk vloeide, het ieniemienie dansvloertje dat avond na avond overbevolkt was en de polonaise die met grote regelmaat via de garderobe illegaal doorslingerde in de donkere eetzaal van het aangrenzende pand, dit tot grote ergernis van de eigenaar. 
Als ik tegenwoordig in de pizzeria zit die nu al een aantal jaren op deze herinneringsvolle plek is gevestigd, is het net of ik onze stemmen nog hoor, ons gestamp op de dansvloer, onze grappen, onze grollen, "the Rivers of  Babylon" onder de draaiende spiegelbol.  
Als ons die avond een tafel wordt aangewezen en ik toevallig de alom bekende groene koumelker in het vizier krijg kan ik het niet nalaten om tijdens de maaltijd een aantal hilarische waterdropping avonturen uit mijn kleurrijke verleden in Terhorne ten tonele te voeren. 
    


Annet

dinsdag 26 mei 2015

Oma's lotgevallen (James 2015)





















Het is 09.00 uur in Heerenveen en 'huisje weltevree' is al een tijdje in vol bedrijf. 
Kleine James ligt te kraaien in de box. 
Nadat hij vorige week dinsdagavond, na kort overleg, "mama, ergens tussen Heerenveen en Haarlem", uiteindelijk op de parkeerplaats van Mac Donalds in Lelystad, met zijn hele hebben en houwen voor een paar daagjes aan mijn zorg werd toevertrouwd, "mama dan kan ik mijn scriptie afronden", is de knop hier thuis weer omgezet en zitten we met zijn drietjes in de inmiddels bekende babymodus.
Deze dag wil ik een onverwacht bezoekje brengen aan mijn moeder in Groningen.  
Terwijl mijn zeven maanden oude kleinzoon alle speeltjes met een zwaai uit de box jonast, vul ik een tas met luiers, doekjes, flesje, hapje, eierkoeken, lange vingers, speelgoed en slabbetjes. Ik denk terug aan vroeger, toen ik als moeder van mijn eerste kindje op ons flatje in Amsterdam Zuidoost aan het redderen was en het valt me op dat ik de oude automatismen moeiteloos weer oppak. Een moeder blijft een moeder en de stap naar 'oma' is miniem.      
Als ik met veel kunst- en vliegwerk het onderstel van de moderne kinderwagen dan eindelijk in de achterbak van mijn auto heb gedrukt, en James al trappelend in de maxi cosi klem heb gezet in de achterbankgordel rijd ik met het zweet in mijn nek de oprit af. Bij de eerste de beste bocht ligt James al zoet te slapen en geef ik gauw nog even een zachte aai over zijn mollige handje.
Ja hoor, heb ik weer, na 40 minuten, op het Julianaplein voor Groningen beland ik in een joekel van een file die muurvast staat. Wat blijkt, de stoplichten doen het niet meer en een paar in de haast opgetrommelde agenten met gele hesjes doen tevergeefs een verwoede poging de enorme verkeersstroom te bedwingen. 
Schuin achter mij in de auto begint James wakker te worden en geluid te produceren. Ook ruik ik een vieze broek. Tot overmaat van ramp gaat er op mijn dashboard een rood lampje branden en klinkt er een alarmgeluidje. 1 blik zegt mij genoeg. Mijn motor is oververhit en het wijzertje slaat ver boven het rode vlakje uit. James op de achterbank zet inmiddels een enorme keel op. 
Ik wurm als een soort van slangenmens een speentje op de plek waarvan ik denk dat zijn mondje zit, maar wat ik niet zeker weet omdat ik bij het wegrijden uit Heerenveen het flexibele zonnescherm over hem heb heengetrokken en zijn snuitje daarmee aan mijn gezichtsveld heb onttrokken. 
Ik begin het ondertussen aardig warm te krijgen en druk mijn alarmlichten aan. Zodra ik mogelijkerwijs kan rijden ga ik stapvoets naar de eerste de beste afslag. Daar bel ik de wegenwacht die mij adviseert geen meter verder te rijden en die mij in de auto wil laten wachten tot er een mannetje komt. 
"Maar ik heb een baby aan boord, die huilt, een vieze broek heeft en een fles moet!" pruttel ik terwijl ik achterstevoren in mijn stoel zit en met 1 hand het zonnescherm los maak zodat James en ik elkaar tenminste in de ogen kunnen kijken. "Ik laat de alarmlichten wel aan en ga met de baby uit de auto en loop wel naar mijn moeder's huis. Dan moet dat mannetje mij maar weer bellen" kreun ik.    
Ik haal vlak naast de rijbaan, tussen het drukke fietsverkeer, de kinderwagen uit de klep. Zet hem voor het eerst, godzijdank, in een keer goed in elkaar, gooi alle baby benodigdheden onderin, peuter vervolgens James uit de maxi cosi en zet hem in de wagen, waarna ik een trottoir zoek en koers zet richting mijn moeder's huis. Mijn paarse autootje knipperlichtend achterlatend.  
Als ik na een kwartier op de bel druk, staat mijn moeder mij in de deuropening boven aan de trap uiterst verbaasd aan te staren. "Waar kom jij nu vandaan, ben je komen lopen...?
"Mam, dat is een lang verhaal, heb je koffie?"     


Annet