"Wedden dat mama morgen weer 'haar dagje' wil inlassen?"
Sanne hangt met een Sudoku boekje in een luie stoel voor de gehuurde bungalowtent op de camping in Zuid Italië en kijkt verveeld om zich heen. Niels en Lucinde zijn aan het badmintonnen en hebben het net gepresteerd hun pluimpje (het zal ook niet) vakkundig in een van de vele naaldbomen te trimmen. Ik ben aan het redderen in de tent waar je je kont niet kunt keren. "Wat had ik nou gezegd, ga op het weggetje met die rackets, hier kon je op wachten!", roep ik van onder het tentdoek. lk wil de tent uitlopen maar strompel onderweg over een hele lading schoenen die naast een overhoop gehaalde tas staan. In mijn 'bijna' val grijp ik me vast aan het rode keukenrekje dat met de hele wankele zooi erop omkukelt en een lading, bestaande uit open flesjes plakkerige zonnebrandcrème, mierenlokdoosjes, een boterhambordje waar weliswaar het broodje vanaf gegeten is maar die nog vol ligt met in de zon gesmolten hagelslag en nog veel meer ellendige meuk over mij uitstort. "Fijn!, van wie zijn die schoenen!?", pers ik uit mijn longen terwijl ik me overeind kreun, over mijn pijnlijke heup wrijf, de puinhoop om me heen in ogenschouw neem en een venijnige blik richting mijn bloedjes werp. Ze kijken me alledrie schaapachtig aan. "Mama, wil je onze shuttle even uit de boom halen?", vraagt Niels om de ijzige stilte op onze paar vierkante meter kampeerterrein te vullen. Ik barst bijkans uit mijn vel. "Nee, nu even niet Niels!" bijt ik hem toe, terwijl mijn heup steeds meer begint te tintelen. Ik kijk naar de meiden, de een is opeens overdreven druk aan het sudokuen en de ander kijkt schuldig naar de tussen de takken hangende shuttle in de hoop dat ie eruit waait. "Ik weet het goed gemaakt, jullie gaan die bende hier nu opruimen, ik hannes die shuttle uit de boom en morgen gaan we een uitje doen, punt!". Tergend langzaam komen ze in beweging, grutten zwijgend de tent weer in orde en smeren hem even later gedrieën als een haas naar het meer.
De volgende dag heb ik een leuk tochtje op het oog. Mijn navigatieapparaat is ingesteld en ik vertrouw erop dat we nu eindelijk eens onze bestemming bereiken. Na een kwartier worden we naar een steil bergweggetje geleid. Ik doe net of het bij de route hoort, maar krijg het spaans benauwd als ik zie dat de weg smaller en smaller wordt en bijna rechtomhoog gaat. Op de achterbank kijken mijn bloedjes gniffelend om zich heen. "Goh, mama mooi uitzicht, zeker een heel bijzonder marktje". Opeens zegt Niels die voor zit "mama er komt een auto van de andere kant, waar moeten we nou heen?". Ik schrik me een ongeluk en laat me na wat intimiderende gebaren van de tegenligger achteruit rollen in de hoop dat mijn handrem mij gaat redden en ik een uitsparing kan vinden om mijn auto in te draaien zodat we elkaar kunnen passeren. De achterbank is doodstil en ook Niels verroert geen vin. Zelden ben ik zo bang geweest want ik rol steeds harder achteruit Uiteindelijk zie ik een minuscuul strookje naast een diepe kloof en buig er zwetend achteruitrijdend naar af.
Als we ons allemaal hebben herpakt volgen we het navigatiesysteem en komen op een marktplein aan. "En waar is nou die markt?" roept Lucinde bekaf van alle spanning. We kijken spiedend om ons heen. "Nee he, dat geloof je toch niet...!", Sanne zijgt ter aarde en wijst met haar hand. We draaien ons hoofd om en zien in de schaduw op een hoekje van het plein een krakkemikkig tafeltje staan met twee meloenen en drie appels, en een rimpelig mannetje met 1 tand......
"Mama, kijk 'ns wat ik gevonden heb."
Niels komt op zijn elf en dertigst aanzetten met een klein rond doosje voorzien van een bloemetjesmotief, zet hem met 1 hand voorzichtig op de tafel en gaat dan door de openslaande deuren naar buiten. Daar leegt hij de prullenbak die hij in zijn andere hand heeft in de praktisch volle papiercontainer en drukt de deksel nog even goed naar beneden. Hij is de hele morgen al druk aan het heisteren om samen met mij de slaapkamers op orde te brengen voor de te verwachten logees. Als hij weer binnenstapt heb ik inmiddels met enige moeite het dekseltje van het fragiele ronde doosje kunnen afhalen en wordt de inhoud voor ons beiden zichtbaar.
Op de rode bodem ligt een krans van kleine tandjes. "Mama, er zitten ook puntige tandjes tussen", zegt Niels die bijna met zijn neus in het doosje hangt en de tandjes door de luchtstroom in beweging brengt. "Oh die zijn nog van Takkie" zeg ik weemoedig en ik krijg meteen een visioen van ons eerste kleine witte/bruine ondeugende Jack Russelltje dat zoveel jaren op onstuimige wijze deel uitmaakte van ons gezin en dagelijks voor olijke momenten zorgde. Tegenwoordig is hij nog bij ons in de ingelijste foto op de side table onder de spiegel, naast zijn rode halsbandje, en niet te vergeten als computer wachtwoord bij menige instantie. Ik pak een van de andere tandjes op en hou hem tussen duim en wijsvinger. "Kijk deze zijn van jullie" zeg ik terwijl ik het tandje met de scherpe puntjes en de donkere binnenkant tegen het licht hou. Niels wil weten welke van hem zijn, maar dat kan ik hem niet precies vertellen. "Wel herinner ik mij nog goed", zo vertel ik hem "dat Sanne ooit heel heldhaftig een melktandje die al helemaal los bengelde en naar alle kanten kon worden gedraaid wilde lostrekken en toen op het laatste moment terugdeinsde voor de eventuele pijn en met een getwiste tand die onder haar bovenlip uitstak door het huis liep te gillen. Toen ze tot bedaren was gekomen ben ik in de garage een stukje vliegertouw gaan zoeken en heb ik het uiteinde van een touwtje aan die tand vastgemaakt en het andere eind aan de knop van de wijd openstaande kamerdeur. Op het moment dat ik de deur met een klap dichtdeed vloog het tandje aan het touwtje door de lucht". Niels heeft ademloos zitten luisteren en vindt het zichtbaar een spannend verhaal.
Terwijl ik naar de tandjes in het doosje kijk besef ik dat het stille getuigen zijn van een tijd die inmiddels al jaren achter ons ligt, toen ik als moederkloek waakte over mijn kuikens, toen mijn vleugels hen beschermden en warm hielden en mijn woorden ons schild vormden naar de buitenwereld.
Als ik het kwetsbare tandje voorzichtig terug leg op de rode bodem van het bestofte doosje realiseer ik me eens te meer dat er ooit een tijd komt dat ik ze los zal moeten laten...
Het lijkt nog zo kort geleden, dat jouw rompertjes wapperden aan de lijn, dat ik de eerste drupjes verwarmde Frisolac uit het kunststof flesje met de blauwe dop liet vallen op de binnenkant van mijn pols om te voelen of het goed op temperatuur was. Hoe heerlijk lag je na een paar dagen al te soezen in de prille voorjaarszon van 1991, achter in de tuin in Zaandam met de kap van de kinderwagen naar beneden terwijl ik mijn blubberbuik weer wurmde in een veel te krappe bikini en genoot van de kraamtijd met alles erop en eraan.
De ooievaar die papa samen met de buurman had gemaakt stond in vol ornaat voor het raam, een lange streng felicitatiekaarten hing dwars door de kamer en de narcissen en tulpen in het perkje naast de voordeur schreeuwden het uit van geluk.
Het lijkt nog zo kort geleden dat je je eerste vaste hapje kreeg, je prikjes moest ontberen, kruipen ging en lopen, viel en weer ging staan. Zoveel 'au'-tjes heb ik weggekust, je 'au'-plekken verbonden, gehuild als jij moest huilen, stiekem gelachen om je streken.
En toen de puberteit, de zware jaren van loslaten en beteugelen, van eigen mening en discussies, van doorwaakte nachten, van hopeloze onmacht, van tranen wegpinken, je als eenouder vaak moederziel alleen voelen wanneer de storm om je heen blijft woeden en je bij niemand kunt schuilen.
Het lijkt nog zo kort geleden, dat we met zijn viertjes Europa onveilig maakten, onze doldwaze belevenissen op vakantie, onze idiote avonturen, een moeder met het richtingsgevoel van een aardappel en drie jeugdige musketiers in haar kielzog.
En nu krijgt mijn kind zelf een kind, en gaat zij het pad bewandelen dat mijn oma, mijn moeder en ik voor haar betraden, het pad van verantwoordelijkheden, van zorg, twijfel en angst, maar tevens het pad waarlangs de mooiste stenen liggen, de kleurigste bloemen bloeien en de vrolijkste vlinders dartelen.
Mijn kind krijgt een kind, ik kan het haast nog niet bevatten.
Hoor het ruisen
van de wind
en luister
tot je me vindt
want in de blaren
roep ik je naam
ik rol met de donder aan
en zit gevat in de regen
op je wangen
m'n schat
wanneer kom ik je tegen
hoelang moet ik verlangen?
Annet
"Stel je die exotische vrijer van je ook nog aan me voor?"
Hij kijkt me vanuit zijn leren herenfauteuil aan, op zijn stoere gebruinde gezicht tekent zich die kenmerkende lach af, de onlosmakelijke Gauloise sigaret half opgerookt geklemd tussen zijn vingers. Op de robuuste tafel voor hem ligt het lichtblauwe aangebroken pakje met daarnaast een net ingeschonken borreltje en een schaaltje zelfgemaakte sateetjes. Terwijl hij bedachtzaam een kringeltje rook omhoog blaast, pakt ie het schaaltje van de tafel en presenteert mij een op Indische wijze bereid sateetje zoals alleen hij dat kon. "Even proeven Annet".
Has, oom Has, voor wie ik een zwak ontwikkelde vanaf het moment dat zij net als wij hun kampement in de jaren 70 opsloegen op die kleine familiecamping in Terhorne en ik als vriendin van zijn dochter ook buiten het campingseizoen om kind aan huis werd bij het gezin in Hoogezand. Hij was als een vader voor mij. Op momenten dat mijn eigen vader vanwege persoonlijke besognes en lange reizen uit beeld was, kon ik te rade gaan bij oom Has, het luisterend oor, de kwinkslag, de warme betrokkenheid en zijn niet aflatende hulpvaardigheid waren zo kenmerkend voor zijn natuurlijke en toegankelijke persoonlijkheid. Toen ik tijdens mijn verkeringstijd weer eens in een verhuizing was beland en slecht bij kas zat, draaide hij zijn hand er niet voor om om in no time een mooie solide salontafel voor me te bastelen en toen ik voor mijn kleine kinderen een jong hondje had aangeschaft zei ie dat het goed zou zijn als het dier een eigen afgesloten plek in huis kreeg en timmerde vervolgens een gedegen houten bench die ik in de keuken kon zetten. Het bleek een uitkomst.
In Terhorne kon je hem uittekenen in zijn blauwe open sloep die wij vanwege de gelijkenis met het bootje in de op dat moment populaire kinderserie omdoopten tot "De Bereboot", een naam die tot op de dag van vandaag nog steeds gebruikt wordt voor de boot die tegenwoordig door zijn kinderen en kleinkinderen wordt bemand en in zijn geest en nagedachtenis nog even liefdevol wordt onderhouden als toen.
Has, oom Has, die begin jaren 80 mijn 'exotische vrijer' Djamal gastvrij ontving, die geen vooroordelen koesterde, maar als mens, betrokken bij mijn leven, ook deze toenmalige controverse in alle oprechtheid met me wilde delen. En toen ik in 1988 uiteindelijk trouwde met de vader van mijn kinderen en er vanuit mijn achterban de nodige rookbommetjes dreigden te worden gegooid cijferde hij zichzelf weg, sprong voor me in de bres en zorgde er met een enorm gevoel van loyaliteit en een groot inlevingsvermogen voor dat het na alle commotie vooraf toch een dag werd om nooit te vergeten. Zoals ik hem nooit zal vergeten.
De afscheidsbrief die ik aan hem schreef vlak voor zijn overlijden en die nog steeds mijn gevoel weergeeft eindigde met "eens komen wij weer samen en gaan we verder waar we waren gebleven.."
"Kijk, hier rechts zat ik op de middelbare school, dat bruine gebouw".
Ik laat mijn stuur met 1 hand los en maai enthousiast maar ongecontroleerd met mijn rechterarm voor de neus van mijn bijrijder langs. "Mama, doe normaal!" zegt Niels op de typische monotone Niels toon, "je slaat me bijna voor mijn gezicht!" Noch hij, noch een van mijn twee bloedjes op de achterbank slaat verder ook maar enige acht op mijn mededeling van nostalgische aard. En Pip al helemaal niet, die is alleen maar blij dat ie het bochtenwerk vanaf mijn moeders huis heeft overleefd. Meer dan een "sjonge jonge mama, hoe vaak heb je ons dat nou al niet verteld" kan er niet af van de achterbank. Ik klem mijn rechterhand weer om het stuur en dwaal toch nog even met mijn blik af naar het vertrouwde schoolgebouw.
Terwijl mijn drietal stug naar beneden tuurt en gebiologeerd is door de schermpjes van hun mobiele telefoons, zie ik mezelf weer stevig trappend met een enorme leren schooltas achterop, vastgebonden met een spin op mijn bagagedrager, via de zijpoort met een noodgang het schoolplein op fietsen richting het fietsenhok. Het was daar altijd de kunst je rijwiel in 1 keer in een gebogen ijzeren rek te rijden, iets wat mij, waarschijnlijk als gevolg van het aanzienlijke gewicht van mijn schooltas in combinatie met mijn standaard onhandigheid meestal niet lukte waardoor ik halverwege het rek al tot stilstand kwam en dan heel langzaam met fiets en al omviel. In het ergste geval kletterde mijn schooltas er ook nog eens af en kreeg ik de terugspringende haken van de spin tegen mijn benen aan. Als ik dan op een holletje de lange stenen trap naar de hoofdingang op was gerend en hijgend de grote centrale hal indarde voegde ik mij in de deinende scholierenmenigte die na de eerste bel al in beweging was gekomen. Vervolgens bleef ik ofwel in een van de lokalen beneden voor het eerste lesuur, of ik moest me duwend en trekkend een weg banen naar boven langs de ellenlange trap met de sierlijke gietijzeren leuningen en grote krullen aan de uiteinden. Op de moeizame weg naar boven klampte ik in geval van een proefwerk of SO dan al vaak een klasgenoot aan met de vraag "ken jij het goed? ik snapte er niks van" om daarna zwijgend mijn weg naar het goede lokaal te vervolgen en eenmaal in de klas nog gauw even de te overhoren stof na te kijken. In de pauzes draaide ik in de overvolle rumoerige kantine ontelbare sjekkies voor klasgenoten en brandde met hun laatste peukrestjes misvormde gaten in de geribbelde plastic koffiebekertjes. Ik kan de geur van het smeulende plastic zo weer oproepen.
Terwijl ik me weer waan in mijn middelbare school jaren, de beelden zie en de vele illustere klasgenoten op mijn netvlies voorbij zie trekken, hoor ik opeens "mama kijk uit, het stoplicht is rood...!"
Met een ferme trap op de rem keer ik terug in het heden ...
Hoe snel de tijd verstrijkt, waar zijn de jaren gebleven?
Als zandkorrels gleden ze door onze vingers.
Toen ik vanmorgen wakker werd door het geluid van een misthoorn in de verte, en mijn nog slaapdronken ogen in het half licht/half donker liet wennen aan de nieuwe dag, bleef mijn blik rusten op de drie ingelijste geboortetafereeltjes die oma Bartje jaren geleden met zoveel liefde voor haar kleinkinderen heeft geborduurd en die sinds de scheiding in mijn slaapkamer een prominente plaats innemen. Met de troostende mededeling "je moet het hier boven gezellig maken dan voel je je niet zo alleen", hield mijn moeder destijds de schilderijtjes vast en timmerde mijn vader drie spijkers op de juiste hoogte. Twee ouders die zich zorgen maakten om hun dochter maar haar verdriet niet konden overnemen. Tijdens de vele slapeloze nachten zat ik in die tijd vaak met het licht aan naar de drie schilderijtjes te kijken. Op momenten dat ik geen grond meer onder mijn voeten voelde wisten zij mij te aarden, als de donkere tunnel eindeloos leek, ontstaken zij het licht.
Sanne haar schilderijtje hangt in het midden en bestaat uit een schommelwiegje omringd door paarse krokusjes en andere lentebloemen. 'Sanne Marlijn' en haar geboortedag "6 april 1991" prijken in sierlijke lichtpaarse borduurletters onder een gevlochten krans van klaprozen.
Vandaag, 23 jaar geleden verwelkomden wij jou, ons lentekind, het kleine en toch al zo vertrouwde wezentje dat ik zonder goed te hebben gekeken en in de veronderstelling verkerende dat ik louter een mannengezin zou krijgen meteen na de geboorte beschermend tegen me aanhield en liefdevol 'Sjors' noemde, jouw naam voor als je een jongetje zou zijn. Wat moeten we er nog vaak om lachen als we in een melige bui anekdotes aanhalen.
23 jaar verder zijn we nu, en je staat op de treeplank van het leven. Alles wat je wilt ligt voor je als een blanke parel in een gave schelp, alles wat je kunt is waar jouw ontwikkeling je heeft gebracht, en wie je bent is met oneindig veel zorg, liefde en toewijding voor altijd gegraveerd in de tegels van het pad dat achter je ligt.