zaterdag 28 december 2013
Zurich, Terhorne en heimwee
Terhorne, eind jaren 70. "Wij zijn er niet als je thuiskomt," door de krakende lijn hoor ik in de verte de stem van mijn moeder. Ik sta in het piepkleine telefooncelletje in het studentenhuis in Zurich, het is er bedompt en de hoorn van de telefoon voelt plakkerig aan van de bellers voor mij.
Na een half uur op de eerste verdieping van het twintig kamers tellende huis in de rij te hebben gewacht, omringd door grote bont geverfde kasten en bijna bezweken onder de geur van boenwas, ben ik eindelijk aan de beurt om naar huis te bellen. "Je kunt een taxi vanaf het station nemen, de koelkast is vol en je mag mijn auto gebruiken als je naar Terhorne wil". Mijn moeder heeft overal aan gedacht. De zomervakantie staat voor de deur en ik kan niet wachten om naar Nederland te gaan. Heerlijk twee maanden vakantie, lol maken, zeilen, naar de kroeg, al die dingen doen die ik zo vreselijk heb gemist, al die mensen weer zien wiens levens ik sinds mijn studie in Zwitserland uitsluitend corresponderend volgde. Bij de NBBS aan de Weinbergstrasse boek ik een couchette op de vaste nachttrein die me van Zurich, via Basel, Emmerich, Zwolle zou terugratelen naar huis. Vooral de eerste jaren werkten de vakantiemaanden juli en augustus in Nederland therapeutisch, de knagende heimwee raakte voor even op de achtergrond, de vaak halflege accu werd weer opgeladen en ik genoot volop.
Die keer liet ik, eenmaal in Groningen, de volle koelkast van mijn moeder links liggen. Ik negeerde mijn rammelende maag, griste de autosleutels van de tafel, gooide mijn onuitgepakte koffer achterin haar auto en koerste linea recta naar Terhorne. Daar bleek bij navraag iedereen al in onze vaste en vermaarde kroeg "de Kajuit" te hangen, dus ik schoof mijn koffer achter de rits van mijn moeders voortent en zocht, nog steeds met lege maag, mijn kornuiten in het uitgaansleven op en binnen de kortste keren en een aantal rondjes later, was het of ik nooit was weggeweest. We haalden verhalen op, we praatten bij, we lachten en we dronken,.... maar aan eten kwam ik niet toe.
Na het laatste rondje bleken mijn benen niet meer te doen wat mijn hoofd wilde. En mijn mond kon de woorden die ik wilde zeggen niet meer vormen. Ik was 1 grote warboel. Gelukkig was Janny bij me en zij loodste me zo goed en zo kwaad als het ging het dorp door. Ik deed mijn best haar te volgen, haar vast te houden, maar mijn benen hadden duidelijk andere plannen, ik struikelde, zwalkte en omarmde elke boom die ik op mijn ramkoers tegenkwam. In mijn hoofd tolde het. Uiteindelijk bereikten we na een eeuwigheid de camping en sloeg ik mijn armen in een innige omhelzing om een lantaarnpaal. Ik gleed uitgeput en misselijk, als een lappenpop naar beneden en besloot in deze onmogelijke positie dat dit mijn eindpunt was. Janny hielp me de voortent van mijn moeder in en legde me op een matras op de grond.
Terwijl alles om me heen draaide en ik zo beroerd was als een kraai, dacht ik alleen maar, "ik ben weer thuis".
vrijdag 27 december 2013
IJsbaan Scharlakenhof Haren, jaren 60
"Annet vergeet je kaart niet!" Mijn moeder die in de keuken aan het redderen is, hangt nog gauw even het touwtje om mijn nek met daaraan mijn lidmaatschapskaart van IJsvereniging Scharlakenhof. De kaart met mijn foto bengelt aan een grote veiligheidsspeld. Ze heeft de lange veters van mijn kunstschaatsen al aan elkaar geknoopt en mijn dikke wanten op de glimmende zwarte keukenkachel voorverwarmd. In mijn schaatsen zitten standaard de geitenwollen sokken die mijn oma heeft gebreid en ook de muts met het ronde franje bolletje die ik diep over mijn oren trek en de gestreepte das zijn van oma's hand. Ik pak de warme wanten van de kachel, hang mijn schaatsen om en duik de witte wereld in.
Buiten is het schitterend, de plaksneeuw knispert onder mijn laarzen, mezen en roodborstjes voeren hun sierlijke acrobatiek uit aan de pindastrengen in de voortuin, de inwitte sneeuw doet pijn aan mijn ogen.
Alle buurkinderen zijn vol van de schaatspret. Carla, Tineke, Flip, Jaap Olthof, Meindert, Jaap en Roel, de hele blups staat al te popelen om naar de ijsbaan te gaan. Stuk voor stuk gehuld in duffelse jassen of houtjetouwtjes, Friese doorlopers, kunstschaatsen of noren stoer om de nek en de lidmaatschapskaarten van de ijsvereniging fier op de borst. Zo hobbelt ons Berkenlaan cluppie in ganzenpas naar de plaatselijke ijsbaan naast het Geertsma's Bos. Via de sportvelden die we kennen als onze broekzak snijden we een heel stuk af, we gaan harder lopen als we de muziek horen die door de luidsprekers galmt en het ijsbaan geroezemoes dichterbij komt. Diep in onze zakken brandt een kwartje voor een glaasje hete kwast in de verwarmde houten keet.
Eenmaal langs de controle rennen we naar de houten banken en ontwarren de veters van onze schaatsen. De geitenwollen sokken komen tevoorschijn, ik trek de veters van mijn kunstschaatsen strak en haak ze telkens kruislings achter de twee verticale rijen ijzeren klemmetjes. Anderen strikken de leren bandjes van hun houtjes. Als iedereen zijn schaatsen onder heeft stappen we voorzichtig op het ijs, even voelen hoe het glijdt.
Even later zwieren we over de baan, hangen in een lange sleep achter de veegwagen of zitten met rode konen in de verwarmde houten keet met onze handen om een glas hete kwast.......
donderdag 26 december 2013
Van mama en de trap .......
"Jongens, doe mij een lol en loop de trap niet af met sokken, daar komen ongelukken van!".
Hoe vaak had ik het mezelf niet horen zeggen. In een huis waar een open houten trap met een bocht voor mij en mijn bloedjes zo'n beetje het meest betreden stukje woning was bleef ik consequent hameren op "pantoffels aan", of "doe dan je sokken uit en loop op blote voeten". Ooit was ik namelijk zelf met Sanne als baby op mijn arm op sokken van een open houten trap gevallen, en je gelooft het of niet, ik had haar tijdens de vlucht de lucht in gegooid. Waarschijnlijk had ik daar een trauma aan overgehouden, wie zal het zeggen.
Dit voorval maakte mij aan de Schans in Heerenveen "de politieagent van de trap". Zelfs als er kinderen kwamen spelen meende ik het nog even te moeten zeggen. In de meeste gevallen waren mijn kinderen mij dan al voor, zo van "mijn moeder wil niet dat je op sokken de trap af loopt", of nog erger "mijn moeder heeft gezegd, als je iemand te spelen krijgt en die loopt toch op sokken de trap af, hoef ie niet meer te komen". Ik maakte me daarmee niet echt geliefd bij de klasgenootjes van mijn kinderen. Ze keken me bij binnenkomst al angstig aan en vaak zag ik dan al een lipje trillen. Eenmaal boven durfden de spelende kinderen zich niet meer te vertonen en verschenen pas weer als de moeders ze rond 5 uur kwamen halen.
Zelf liep ik steevast op pantoffels, schoenen, laarzen, blote voeten, behalve die ene keer...
Na een shoprondje in het centrum waren mijn voeten bij thuiskomst verkleumd. Ik vond op mijn slaapkamer nog een paar lekkere dikke skisokken die ik over mijn koude tenen trok. Maar toen ik mijn pantoffels erover aan wilde doen, bleken de sokken te dik.
Ik besloot voor 1 keer in mijn leven met sokken af te dalen. Toen op dat moment de telefoon ook nog eens ging had ik kunnen weten dat het gruwelijk verkeerd zou gaan. Ik neem de eerste tree naar beneden en zet mijn andere besokte voet op de volgende tree. Ergens miste de ene voet de lang daarvoor aangebrachte rubberen strip en gleed naar voren. Tja, andere voet volgt, lichaam erachter aan en zo hupste ik op mijn gat driekwart van de trap af. In mijn vlucht had ik blijkbaar een greep gedaan naar een tweetal op een randje hoog boven de trap neergezette blaasinstrumenten die gevaarlijk waren gaan wiebelen en waarvan ik bij landing op de onderste tree de klarinet in mijn nek kreeg. Au!
Terwijl ik dizzy onderaan de trap zat, de klarinet weg had gezet en mijn pijnlijke nek aan het betasten was, bleek ook de jachthoorn door mijn val aan het wankelen te zijn gebracht en het instrument landde inclusief gouden touwdraperie met een holle knal midden op mijn achterhoofd.
Ik zat blauw en beurs als een zielig vogeltje onder aan de trap, pijn in al mijn ledematen, niet in staat om ook maar iets te bewegen. Sanne schuifelde geschrokken naar me toe en zei dat ze de dokter ging bellen.
Opeens gaat Niels zijn deur open, hij blijft boven aan de trap staan en kijkt naar mijn gebogen gedaante onder zich.
"Mama wat doe jij nou, maak niet zo'n kabaal!" Hij kijkt nog eens goed en zegt dan "dat komt ervan als je sokken aan hebt op de trap", en hij gaat terug naar zijn kamer en slaat de deur achter zich dicht.....
woensdag 25 december 2013
Terhorne, waterballet...
"Jongens kijk eens naar buiten, dat wordt waden!"
Het praathuis van Mieke barst bijkans uit zijn voegen, er wordt al uren gekakeld, gedronken, gegeten en gelachen. De rondzit en de dinette in haar gemoedelijke Tabbert caravan zijn tot de laatste plek bezet en uit de voortent, die bezaaid ligt met zeiljassen, laarzen, klompen en paraplu's, zijn inmiddels krukjes aangerukt om iedereen een zitplaats te kunnen bieden. Wie niet kan zitten ploft gewoon bij iemand anders op schoot. De ramen zijn beslagen, de caravan ziet blauw van de rook en het bonte gezelschap van oud en jong doet zich tegoed aan de hapjes die de gastvrouw met een plankje op schoot klaarmaakt en snel doorgeeft zodat iedereen er wat af kan pakken en zij de volgende ronde kan prepareren.
Het weer laat het de laatste dagen sterk afweten, het waait en het plenst, en de voorspelling ziet er niet best uit. Ze zouden naar huis kunnen gaan, waar het comfort, het lekkere bed, de warme douche, en niet te vergeten het vaste toilet wachten, en dan naar de camping terugkomen als het droog is en de zon schijnt, maar niemand maakt ook maar enige aanstalten om in te pakken en huiswaarts te keren. "Thuis regent het ook, en we vermaken ons hier prima" is het credo van de groep. Ze hebben zich inmiddels al uren verschanst bij Mieke in de caravan maar het is hen allen ontgaan wat er gedurende hun oergezellige samenzijn aan hoeveelheden water uit de lucht is komen vallen.
Als An toevallig met haar hand over het beslagen raam veegt en de vitrage aan de kant schuift, doet ze bijna in haar broek. "We zitten op een eiland!" Meteen proestend gevolgd door "nou zo kan ik niet weg, schenk mij nog maar een sherry'tje in, ik zit hier goed!" Om haar heen komt opeens iedereen in beweging, de vitrages worden aan alle kanten ruw opzij geduwd. "Nee he, mijn laarzen zijn lek", giechelt de een, "ik blijf hier!". "Tante Mieke, ik moet zo nodig, mag ik even op jouw wc emmer, ik heb geen laarzen bij me", klinkt het in de dinette benepen. "Getverderrie, moet dat nu?", roept een ander die net een stuk leverworst van het plankje heeft gepakt. "Ik heb honger" krakeelt iemand die in de hoek geklemd zit. Mieke wurmt zich door de menigte heen, trekt wat kastjes los, peutert hier en daar wat tevoorschijn en presteert het om temidden van de chaos aan het kokkerellen te slaan en binnen de kortste keren iedereen van een provisorisch maar heerlijk maal te voorzien.
Als ze allemaal hun buikje rond hebben gegeten, spetteren, plonzen, soppen en klotsen ze naar hun eigen onderkomens ...................
dinsdag 24 december 2013
Dichtend van puber naar adolescent
In 1977, na mijn eindexamen Havo kreeg ik mijn eerste rood zijden boekje met 368 maagdelijke pagina's om mijn gedichten in op te schrijven.
Mijn ouders wisten dat ik 's nachts schreef, zij kenden de diep gewortelde urgentie waar ik geen weerstand aan kon bieden.
Omdat mijn schoolwerk er niet onder te lijden had lieten ze het oogluikend toe.
Als de buren vroegen waarom er 's nachts altijd licht op mijn kamer brandde, zei mijn moeder "Annet schrijft gedichten".
Tot dan toe had ik alles op losse velletjes gekliederd en er een slordige hoge stapel van gemaakt die te pas en te onpas omviel. Vaak genoeg kreeg ik te horen "ruim het nu eens op!"
Eindelijk kon ik nu mijn gedichten bundelen, een platform geven en mezelf piekerend, mijmerend en twijfelend een weg ploeteren van onzekere puberjaren naar een periode van ontplooiing, zelfkennis en evenwicht, de ontluikende adolescentie.
Anderhalf jaar later was elke bladzijde van de eerste dichtbundel gevuld en kreeg ik in augustus 1978 mijn tweede boekje.
"Madelief" en "Vlucht" komen uit mijn eerste bundel.
maandag 23 december 2013
Mijn puber kamer jaren 70
Mijn kamer, mijn domein, daar waar ik de wereld buiten sloot als tiener, als puber.
De kamer met de drie grote ramen, de okergele gordijnen, het nisje met de wastafel, dat afgesloten kon worden met de grof gehaakte oranje gatenvitrage. Links als je binnen kwam het eveneens okergele ronde oliekacheltje waar ik 's winters in mijn rotanstoel voor zat, vaak met mijn dikke sokken tegen de warme rand om op temperatuur te komen na een lange schooldag, andere keren starend naar de smalle glaasjes waarachter ontelbare kleine vlammetjes sierlijk op en neer dansten, en met afdwalende gedachten zoals alleen pubers dat kunnen hebben.
Mijn kamer aan de Berkenlaan in Haren, waar ik mijn eigen wereld schiep, gekleurde flesjes in alle soorten en maten verzamelde, allerhande soorten cactussen op de vensterbanken uitstalde, de glazen miniatuur hondjes, de gevonden schelpen, het bamboe uiltje voor het raam, de zeilposters aan de muur.
En in de hoek rechts naast het bureau stond de oude zwart-wit televisie die mijn vader ergens op de kop had getikt en waar ik vaak tot 's avonds laat stiekem Laurel en Hardy op keek. Het grote zwarte visnet dat aan het plafond gedrapeerd was en waarvoor ik van mijn zakgeld zo ongeveer elke week wel een glazen bol, wat brokken kurk, een papier mache vis of grote schelpen kocht die ik er vervolgens in legde of aan hing.
Mijn kamer, ik was er graag. Meters katoen haakte ik er tot lampen en vitrages, oude witte overhemden van mijn oom borduurde ik vol met bloemetjes, spijkerbroeken voorzag ik er van kanten randjes.
De vertrouwde plek waar ik zoveel uren van mijn jeugd doorbracht. Het bureau met de boekenplanken erboven, mijn favoriete serie historische romans van Jean Plaidy, de schoolboeken van het Zernike, de schriften, de bosatlas. Ze hoorden bij me, evenals de honderden gedichten die ik vanaf mijn veertiende schreef en die als stille getuigen van mijn groei naar adolescentie na ruim veertig jaar nog steeds in mijn nachtkastje liggen.
En tenslotte aan de lange wand mijn bed met het oranje sprei waarin ik vertroeteld werd als ik ziek was, waarin ik durfde te dromen, maar waarin ik tegelijkertijd bang was om de wereld van deze kamer voorgoed achter me te laten......
zondag 22 december 2013
Niels en Sanne smeerpoets...
Heerenveen, jaren 90
"Gaan jullie anders maar even een puzzel leggen", zeg ik tegen Niels en Sanne die al de hele tijd als twee hondjes achter me aanlopen. "Mama wil boven even de bedden opmaken en moet nog wat patroontjes knippen" zeg ik en ik loop naar de speelgoedkast. Als ik hem opdoe en de doos met hun favoriete grote clownspuzzel haastig tussen de stapel puzzels uit trek beginnen de andere puzzeldozen eng te wiebelen. Gelukkig kan ik ze nog net op tijd tegenhouden en op hun plek terugduwen. "Kijk, ga maar op de grond zitten met zijn tweetjes, dan pakt mama nog even wat te snoepen voor jullie", zeg ik terwijl ik de clownspuzzel met de grote kleurige stukken op de vloerbedekking zet en naar de keuken loop. Als ik in het kastje met de snoeperijtjes kijk valt mijn oog op de doosjes rozijntjes. Ik pak er twee en geef het aan het grut dat inmiddels op de grond zit en met verveelde gezichten en tergend langzaam de puzzelstukken met de beeltenissen naar boven legt. Ze bekijken de rode doosjes in eerste instantie misprijzend, maar beginnen dan met hun vingertjes de smalle kant open te peuteren. In een tijd van een mum, zijn de doosjes leeg. "Nou even lief spelen gaan, geen ruzie maken en nergens aan zitten, mama komt zo weer beneden". De dreumesen achterlatend spoed ik me naar boven en maak als een speer alle bedden op en begin daarna de ingetekende patronen te knippen. "He zo kan ik tenminste even lekker opschieten" gaat er door me heen, als ik op de overloop heb staan luisteren en niks verontrustends hoor. Ik wijd me nog een tijdje aan de patronen, ruim ze dan op voor de naailes van die avond en loop met een tevreden gevoel de trap af. "Ik geef ze zo een krentenbol, dat hebben ze wel verdiend na zo lang zoet spelen", denk ik nog...
De kamer is leeg. De clownspuzzelstukken liggen nog steeds nauwelijks aangeroerd en kris kras door elkaar, op de vloerbedekking zie ik naast de lege rozijnendoosjes wat vage bruine plekken en uit de keuken klinkt gesmak en gegniffel.
Ik kijk voorzichtig om het hoekje en begrijp opeens waarom het al die tijd zo rustig was....
Abonneren op:
Posts (Atom)