zaterdag 17 mei 2014

He lived his dream (jaren 80 - 2014)



De telefoon gaat. Als ik 'extern' in de display zie staan weet ik eigenlijk al wie er belt.
"Ja schattie met mij, ik heb vannacht weer zo slecht geslapen". Aan de andere kant van de lijn klinkt de vertrouwde stem van mijn vader, mijn achterbuurman. De laatste tijd volgen zijn gezondheidsklachten elkaar in rap tempo op en gaan de jaren zich stukje bij beetje aftekenen ondanks de hem zo kenmerkende tegenstribbelingen en ontkenningen. Nadat hij een paar jaar geleden in zijn hoekwoning achterwaarts van de wankele vlizotrap is gebuiteld en zijn hielbeen brak, wil het lopen nog steeds niet vlotten. De aangeschafte rollator mag ik van hem echter onder geen beding van zolder halen, want, eigenwijs als ie is, "ik red me wel met mijn stok". En ik weet uit ervaring, bij dergelijke uitspraken geldt 'wee je gebeente als je daar iets tegen in brengt'. "Wil je de dokter voor me bellen, ik moet echt zwaardere slaaptabletten, deze helpen voor geen meter!" en hij sluit zijn zin af met een diepe zucht. "Pap ik ben even bezig maar ik doe het vandaag", zeg ik terwijl ik de laatste hand leg aan een verhaal.
Het lijkt nog maar zo kort geleden dat ik een stukje mee mocht in zijn droom om de wereld rond te zeilen. Hoeveel uren voer ik met hem over de Middellandse Zee, vader en dochter, 1 met de elementen, hij leerde me koersen uitzetten en in het donker lichtbakens van havens te herkennen door het aantal flitsen te tellen en de pauzes ertussen. We hielden 's nachts om toerbeurten de wacht, sliepen om en om en keken uren naar de sterren. We voerden op lange aaneengesloten zeildagen diepzinnige gesprekken over zaken waar we thuis aan wal nooit aan toe waren gekomen, we drongen door tot de kern van de ander. 
Een keer brak er 's nachts tijdens zijn wacht een hevige storm los en trommelde hij me in paniek uit mijn kooi. "Je moet boven komen, ik ben zeeziek!" En terwijl de wind ons om de oren loeide en de muur van golven voor ons steeds hoger werd vochten we ons een weg over het stampende dek en schreeuwden op de toppen van onze stembanden naar elkaar terwijl we de enorme lappen zeil met al onze kracht vastzetten. Het was een van de meest intense en indrukwekkende ervaringen die ik met mijn vader heb gedeeld. 
Als ik die middag zijn slaaptabletten bij hem breng kijk ik heel even met andere ogen naar de vele verstilde souvenirs aan de muur en de tientallen bijzondere schelpen in de glazen vitrinekast die allen getuigen van zijn avonturen op zee en de gebieden die hij aandeed.
He lived his dream.

vrijdag 16 mei 2014

Met dank aan onze ouders (Terhorne jaren 70)



"Gaan we nog een kaartje leggen?".
Hoe kneuterig was het campingleven toen, Terhorne, de vroege jaren 70. Niks geen elektriciteit of stromend water in je caravan. Welnee, onze ouders zaten te hannesen met gaslampjes met van die witte ronde kousjes die zo teer en poreus waren dat ze in de meeste gevallen al kapot gingen als ze uit de doosjes werden gehaald en je toevallig te hard kneep. En water werd gewoon aangezeuld met een in de meeste gevallen overklotsende jerrycan waar de dop weer eens van kwijt was en die je vulde bij het lage kraantje tegen het wc gebouw. En chemische toiletten? Welnee, wij moesten ons nog behelpen met een toiletemmer die bij voorkeur door de vaders werden geleegd en omgespoeld, en waar, als ie eenmaal weer fris was, een blauw chemisch goedje werd ingegoten. Ook douches had je niet in de caravans van toen. 
Wij togen trouw elke ochtend met een toilettas onder de arm en een handdoek om de nek naar de algemene dameswasruimte en stonden daar naast een handjevol andere slaapkoppen bij een van de wasbakken een kattenwasje te doen. En mocht je toevallig aan een douchebeurt toe zijn dan dook je een van de twee lavetten in waar je met je warme billen op een soort van gewolkt ijskoud stenen aanrecht zat met je voeten in een dito ronde wasbak.
Die gezelligheid van de jaren 70, je vermaakte je als kind op de camping eigenlijk altijd. Bij mooi weer roeiden we in onze rubberboten naar het eiland en gingen er slootje springen, of we zaten met bamboe hengeltjes te vissen op de steiger met een emmer naast ons terwijl onze ouders steevast gezelligheid bij elkaar zochten met een drankje en een nootje. 
Als de regen met bakken uit de lucht kwam legde mijn moeder een grote theedoek op de tafel en mochten wij in de caravan met een stel kinderen pinda's doppen terwijl het hemelwater in lange slierten langs de ramen droop. Of we haalden een bordspel tevoorschijn, bedachten in veel gevallen geheel nieuwe hilarische regels en vermaakten ons zo urenlang met dobbelstenen en pionnetjes, totdat de zon weer ging schijnen en wij weer naar buiten konden.
Terhorne jaren 70, hoe vaak denk ik niet terug aan die tijd, toen het leven eenvoudig en overzichtelijk was en wij in een vertrouwde omgeving konden groeien naar volwassenheid. 
Nu, jaren later, nu ik zelf kinderen heb en soms vind dat de tijd zo akelig snel gaat, draai ik in mijn hoofd regelmatig de klok even terug en besef ik pas hoe bijzonder en funderend die tijd is geweest.
Met dank aan onze ouders.

donderdag 15 mei 2014

Onder de dennenboom (2014)




"Mama, ik hoor net van Lucinde dat je een zithoekje onder de grote dennenboom wil maken".
Niels is net uit het taxibusje gestapt en is op de oprit zijn zusje tegen het lijf gelopen die aan de andere kant van de weg op 100 meter afstand uit school komt en na vijf lesuren de piep behoorlijk uut heeft. "Maar daar ligt Fluffie!" zegt ie totaal ontredderd. "Maar Niels dat geeft toch niks", stelt Lucinde, die achter hem aan komt en haar schooltas amechtig in een hoek heeft gegooid hem gerust. "Dat we Fluffie daar zolang geleden hebben begraven betekent niet dat mama er geen leuk zithoekje kan maken", zegt ze in alle rust en schroeft de dop van haar flesje drinken af en neemt een slok. Terwijl ik het gesprek volg ga ik verder ga met het vouwen van de was en verbaas me erover dat mijn jongste bloedje dit keer het geduld kan opbrengen haar broer diplomatiek te woord te staan in plaats van een puberachtige vaak minder genuanceerde opmerking te maken. Ik ga in gedachten terug naar de tijd dat Fluffie, het konijn van Sanne ons leven kwam opvrolijken. Hij werd ons verkocht als dwerg-, hangoor- en angorakonijn, maar geen van de drie kenmerken hebben we ooit bij Fluffie kunnen ontdekken. Hoezo dwerg? Na verloop van tijd zat ie met zijn grote, overigens ook verre van angora, lijf klem in de ren op de camping, vulde hij met zijn enorme aanwezigheid het winterhok van waterlebbertje links tot voerbakje rechts en konden we met de beste wil van de wereld zijn oren niet zien hangen. Maar Fluf, was Fluf en ook al was zelfs zijn naam geënt op een type beharing die hij niet bezat, we vielen allemaal als een blok voor hem. Fluffie ging in een klein rieten mandje mee naar de camping en ontsnapte daar al gravend ettelijke keren uit zijn ren, waarna ie hipte voor zijn leven met onze Jack Russells Takkie en Diddy full speed ahead achter hem aan. Als we hem dan na twee uur beslopen te hebben eindelijk met een teutebel hadden gevangen ging ie, eenmaal terug in zijn ren, languit op zijn zij liggen nahijgen. 
Toen ie alweer enige jaren geleden overleed hebben we hem in de voortuin onder de grote dennenboom begraven, in een doosje met iets zachts op de bodem. Een kleurig geverfd keitje gaf aan waar ie lag. Inmiddels is het keitje verdwenen en oogt het hoekje onder de dennenboom al jaren naargeestig en leeg. De rododendrons kregen er niet genoeg zon en redden het niet, kleinere plantjes schoten geen wortel.
"Ja Niels, we maken het weer gezellig onder de dennenboom, ik ga het oude bankje opverven en jij mag me helpen zoeken op internet naar een mooi tuinbeeld en dat zetten we vlakbij Fluffie."     

woensdag 14 mei 2014

Een druppel dauw (1977)












Mijn liefde

Mijn liefde is een druppel dauw
ze is intens geboren
uit het eerste ochtendgloren

om te vallen in het hart van jou
om te wonen in het hart van jou
en om nooit meer te verdampen.   


Annet 

dinsdag 13 mei 2014

Mijn stille genot (2014)



"Daar komen oma Mieke en tante Wil aan!"
Mijn bloedjes leggen hun telefoons, laptops en IPad weg en lopen met Pip in hun kielzog de kamer uit om de twee oudere dames te begroeten en hun tassen aan te pakken. Ik blijf binnen voor het raam staan en sla het tafereel gade. Het kleine rode autootje van mijn moeder draait de oprit op en komt tot stilstand bij het tweede paadje waar de bloedjes al armenzwaaiend klaar staan. Als de dames uitstappen wordt er geknuffeld en gekust en zet de groep zich na de enthousiaste begroeting al pratend in beweging richting de voordeur, bloedjes met de tassen voorop, Pip dartelend om hen heen en de dames er in ganzenpas achteraan. In de gang wordt het wat krapjes met zijn vijven, dus de helft van het gezelschap is met jassen in de weer en de andere helft komt met tassen de kamer in en zet ze alvast onder het barretje neer. Als ik eindelijk ook kans krijg mijn moeder en mijn tante te begroeten hangt Pip al met zijn kopje in een van de tassen op de grond. "Oh ja, dit is nog voor jou", zegt tante Wil en ze drukt me een doos luxe bonbons in de handen, waarna Niels die dit gebaar niet ontgaan is, vraagt, "mama, mag ik zo'n bonbon?" Als hij het doosje heeft opengemaakt, het eerste exemplaar in zijn mond steekt en zichtbaar van de inhoud geniet houdt ie het chique doosje met de zes in gekleurd vloeipapier gevleide chocolade lekkernijen voor Lucinde haar neus. "Lekker, wil je ook een?" Bloedje twee doet een greep en frunnikt aan de roodgouden wikkel. Tenslotte vindt ook Sanne's hand de weg naar het doosje en verdwijnt een derde majestueuze brok in haar mond. Terwijl ik koffie sta te zetten en het in de kamer roezemoest komt mijn moeder naar me toe en tovert uit haar tas een grote doos Merci. "Kijk, voor jou, voor bij de koffie als Fokko komt". Ik weet niet hoe snel ik de doos onder de verbaasde blik van mijn moeder in mijn pannenla moet schuiven, want ik hoor aan de voetstappen op de plavuizen in de kamer dat er weer een chocoladeroofdier in aantocht is. Als de visite die avond huiswaarts keert, de vaatwasser gevuld is en de bloedjes naar bed, trek ik mijn pannenla open en schuif achtereenvolgens drie Merci's in de smaken hazelnoot, mokka en caramel naar binnen. Tenslotte zoek ik een nieuwe verstopplaats voor mijn chocolaatjes. Het wordt de oude servieskast van tante Ellie, ver naar achteren, bovenop het Wedgwood. Sindsdien open ik elke dag zo rond half 11, als de bloedjes op bed liggen, het deurtje en neem stiekem een Merci'tje. 
Maar na krap een week komt Lucinde gierend van het lachen de trap af en met een "jaaaaa, ik zie ze liggen!" komt er een einde aan mijn stille genot.   
     

maandag 12 mei 2014

"Wat hangt daar...!?" (2014)



"Ik ga ook nog wat plantjes achter neerzetten, jongens".
Waarop ik terugloop naar de auto en de klep lostrek. Vervolgens zeul ik me een breuk met gigantische zakken potgrond, dikke brokken houtschors en grote en kleine plastic potten met de meest uiteenlopende planten. Nadat ik wat terrasspul naar achteren heb gebracht, onder het toeziend oog van Niels de voortuin heb vol gepoot met het nodige kleurige materiaal en inmiddels onder de carport planten aan het verpotten ben rijdt lief de oprit op. "Lekker bezig schat, goh heb je het houtwerk van de garage ook al gedaan?", vraagt ie verbaasd als ie uitstapt. "Nou ja, het bovenste puntje van de nok vind ik wat te hoog hoor, misschien kun jij dat straks nog even doen", zeg ik terwijl ik mijn handen uit de blubberige potgrond trek en met mijn veel te grote groene rubberlaarzen achter hem aanslof naar de voordeur waarvan de bovenste helft vanwege het mooie weer openstaat. "Oh ja, ik heb ook nog een nieuwe buitenlamp gekocht", zeg ik terwijl ik mijn laarzen in de gang uitschop, en passant over mijn pijnlijke rug wrijf en de doos met de nieuwe lamp die voor de meterkast staat omhoog houd. "Jij weet ook van geen ophouden hè, straks kun je weer geen poot trekken van de spierpijn...", zegt lief die zich bij binnenkomst uitbundig door Pip laat begroeten. Als we even later aan de eettafel zitten met een dampend kopje koffie kijkt hij onwillekeurig naar buiten. "Wat hangt daar nu voor touw?' vraagt ie met een merkwaardige mimiek terwijl zijn blik blijft rusten op een luguber voor de openslaande deuren heen en weer zwaaiend stuk touw. "Nou, ik had een aardbeienhangplant gekocht en ik dacht, die hang ik leuk aan het balkon van mijn slaapkamer". Mijn altijd rustige lief kijkt me hoofdschuddend aan. "Dus ik heb een mastworp gemaakt aan de balustrade en een lus aan het uiteinde van het touw zodat ik daar de pot met de aardbeienplant aan kon hangen", vervolg ik. "En toen?", lief zijn gezicht maakt al aanstalten om te gaan grimassen. "Nou ja, toen kwam er een windvlaag en ging het zware gevaarte zwiepen en vloog de hele handel bijna door het raam". Hij zegt niks, maar zijn gezicht spreekt boekdelen.
Een half uur later treint Sanne met enige vertraging het station binnen waar ik op mijn vaste strategische plekje met de auto sta te wachten. Als ze na vijf minuten met haar hele pakkelarie de kamer binnen strompelt en na de drie uur durende treinreis in de keuken amechtig op een stoel neerploft met uitzicht op het terras, trekt ze wit weg en gilt : "Mammmma, wat hangt daar voor engs, daar boven, die .. eh.. strop!" 
Als ik voor de tweede keer die dag uitleg geef krijg ik van mijn zwangere bloedje de wind van voren. "Jemeg mama, haal onmiddellijk dat touw naar binnen, het lijkt hier wel "Once upon a time in the West!"               
   

zondag 11 mei 2014

Moederdag (1989 - 2014)



Hoe vaak dacht ik als kind in mijn oneindige naïviteit al niet na over moederschap als ik mijn kleine bruine beertje samen met het moriaanpopje zorgvuldig toedekte in het rieten poppenwagentje met de ronde houten wieltjes. En als ik er dan mee door de beschutte tuin in Haren liep en een onverwachte windvlaag tilde het dekentje eventjes op dan wist ik niet hoe snel ik het weer recht moest leggen, immers beer en pop konden kou vatten. En ik weet nog goed in de gure herfstmaanden, als de storm rond het huis raasde en de regen tegen de ramen sloeg, dan sprong ik uit mijn warme bed, pakte al mijn beren en poppen bij hun kladden en legde ze een voor een in het behaaglijke holletje dat ik had achtergelaten. Dat er voor mij zelf maar weinig ruimte meer overbleef in het propvolle bed, deerde me niet, ik schoof gewoon naar de koude ijzeren rand en viel overmand door kinder verantwoordelijkheden in slaap. Toen al was het moedertje in mij gewekt.
En dan hou je in 1989 je eigen kind in je armen. Je wiegt hem zoals je je poppen in je herinnering wiegde, je geeft hem te drinken zoals je dat al ontelbare keren als kind met een speelgoedflesje deed, je kleedt hem aan zoals je moriaantje's kleertjes verwisselde en je klopt hem op zijn rug voor een boertje, zoals je je poppen tegen de billen tikte op de manier zoals je je moeder dat bij je kleine zusje had zien doen. Maar nu is het opeens voor de echie en de poppen en de beren zijn voor altijd verleden tijd. En op de tweede zondag in mei krijg je opeens een cadeautje want nu ben jij ook moeder en dat ontroert je meer dan je had gedacht.
En je gaat naarmate je kinderen ouder worden, of je het nou wilt of niet, met andere ogen naar je eigen moeder kijken, je beseft opeens wat ze bedoelde toen ze sprak over de angstige tijd die ze beleefde toen je klein en zo ziek was, je doorvoelt de donkere winteravonden toen ze je per se naar pianoles wilde brengen en jij een grote mond gaf, en je krijgt diep van binnen spijt van al de nachten die je haar in haar stoel bij het raam kleumend in haar ochtendjas ongerust hebt laten wachten omdat jij zo nodig nog een pilsje moest wegtikken in een duister kroegje in Groningen en de nacht je nooit lang genoeg kon duren.
En nu geef ik het stokje dat moederschap heet door aan mijn eigen dochter. En gaat zij vanaf oktober dat hele traject dat ik heb doorlopen van kind, via puber, naar moeder ook meemaken. De geschiedenis zal zich herhalen, en op de tweede zondag in mei zal ook zij over een paar jaar door fluisterende stemmetjes en schuifelende voetjes worden gewekt, en eigengemaakte verfwerkjes krijgen, beschuitjes op bed en de allerliefste plakkerige kusjes.