zondag 29 december 2013

Haren, Berkenlaan 39



Haren, jaren 60-70
"Als je op de Nieuwlandsweg rijdt en je komt bij kruidenier Takens, dan moet je de straat ertegenover in, direct links zie je een geel huis, daar woon ik". 
Ik weet nog goed hoe het rook als ik om kwart over twaalf na een ochtend les mijn straat weer in fietste. Heerlijke geuren van gebraden vlees, jus, groenten, en vaak ook een vleugje stoofpeertjes of rabarber kwamen me dan tegemoet, geuren die ik nog steeds associeer met mijn vroege jeugd. In die tijd aten veel mensen warm tussen de middag, daar kon ik soms jaloers op zijn. Bij ons in de keuken stond op het geblokte lichtblauw-gele tafelkleed een bordje klaar met een gesneden boterham met hagelslag of appelstroop en daarnaast een glas melk. Op het fornuis steevast het pannetje met de geschilde aardappelen voor die avond, op de koelkast het kleine transistor radiootje waaruit zachtjes muziek klonk.
In de jaren 70 volgde een rigoureuze verbouwing. Maandenlang zaten we in het gruis, het hout en de specie. De stoep voor het huis stond vol met stenen, de achterpui lag eruit en daarvoor in de plaats kwam een plastic zeil, dat tochtte en klapperde als een gek. Aannemers, metselaars, timmerlui, een niet aflatende stroom van mensen en materialen trok dagelijks aan ons voorbij. Alle spullen van de begane grond werden met man en macht naar boven gesleept en daar tijdelijk opgeslagen. Alleen hink-stap-sprongend over meuk en slalommend om hoog opgestapelde huisraad konden we 's avonds onze bedden bereiken. 
Er was in de chaos niets meer terug te vinden en de enige plek met privacy was het toilet, waar je probeerde zo lang mogelijk te blijven (als je eindelijk aan de beurt was) en waar mijn moeder soms meer dan eens uit pure onmacht een traantje liet.
Tijdens de verbouwing woonden we in de pietepeuterige bijkeuken. Daar maakten we ons huiswerk, daar keken we de tv, daar maakten we ruzie, daar bakten we poffertjes, daar ontvingen we visite. Ik kan me herinneren dat we, vaak op donderdagmiddag, met een hele meute jong en oud als haringen in een ton stonden, zaten, hingen en dat mijn zusje dan op haar gitaar "Het angelus klept in de verte" of "Faria" speelde en wij in dat kleine hokje, ingeklemd tussen fornuis en provisorisch aanrecht, allemaal meezongen en -deinden. Mijn moeder vond altijd wel een plekje om hapjes te maken, Amsterdamse uien rond te laten gaan, glazen bij te vullen en tussentijds gauw nog even een afwasje te doen. 
Later toen de verbouwing achter de rug was en er een heuse bar met open keuken was gerealiseerd bleef de donderdagmiddag-instuif van kracht. Vanaf zo'n beetje half 5 druppelden vrienden en bekenden binnen door de garagedeur, wij wisten niet beter dan dat het op die doordeweekse dag altijd een feestje bij ons thuis was. Tegen etenstijd kwamen ook de kinderen van vrienden aanwaaien, pakten wat drinken, bietsten wat hapjes, en bouwden hun eigen feestje. Wat later op de avond werden de eettafel en de stoelen aan de kant geschoven, het Perzische tapijt opgerold, bemoeide iemand zich met de muziek en werd op de oude geglazuurde plavuizen onder enthousiast geklap en gezang gequickstept, gejived en geswingd.   
Pas later realiseer je je hoe warm en bijzonder het was, met mijn moeder als stralend middelpunt, de ultieme gastvrouw.

               

1 opmerking:

  1. Jij woonde in de jaren zestig tegenover mij.
    Ik woonde op Berkenlaan 54.
    Recht tegenover Flip Wever en naast Herman Bleker en Herma en Tineke van Ingen

    BeantwoordenVerwijderen