donderdag 13 maart 2014
Een illusie armer (Parijs 1982)
"Wanneer is de diploma uitreiking?"
Mijn moeder is helemaal hyper aan de andere kant van de lijn. "Moet ik nog wat voor je meebrengen, wat zal ik aan aan doen? Ik moet ook nog naar de kapper!"
Ik sta nog na te hijgen in het kleine bedompte telefooncelletje van het studentenhuis nadat ik in de hal van de Dolmetscherschule staand tussen mijn medestudenten de lijst geslaagden met mijn ogen heb gescand en mijn naam ben tegengekomen. "Ik boek wel een kamer voor je in het Sonneckhotel, neem je drop en stroopwafels voor me mee en laat je je banden nog even goed oppompen", tetter ik op haar volume mee door de telefoon.
Zurich is afgerond en het volgende avontuur staat alweer voor de deur. Ik pak mijn boeltje hier op en ga mijn geluk beproeven in Parijs waar ik ga samenwonen met Djamal en een studie aan de Sorbonne wil beginnen. Na een paar jaar heen en weer gereisd te hebben, eerst tussen Zurich en Londen en later tussen Zurich en Parijs zullen we eindelijk een gezamenlijke stek hebben.
Na de diploma uitreiking, de daarmee samenhangende festiviteiten en het afscheid van vrienden lopen mijn moeder en ik af en aan door het blinkende trappenhuis en laden al mijn huisraad in de Datsun. De loodzware -tig delige Winkler Prins zorgt ervoor dat we in de bloedhitte buikschuivend op pad gaan richting Parijs. Onderweg krijgen we pech, hoe kan het ook anders. Eerst staan we tijden in de file, dan rijden we kletsend en puffend de kaart uit, "Annet heb je die kaart eigenlijk wel goed vast, volgens mij hou je hem op de kop..". Vervolgens belanden we op een 'Swiebertje weg' waar we elk moment verwachten een bromsnor tegen te komen en tenslotte is de olie in de motor verbrand, waarschijnlijk door de zware belading, en probeer ik met handen en voeten het probleem aan een politieman uit te leggen.
Als we eindelijk na de nodige omzwervingen Parijs inrijden ben ik een zonnesteek nabij. Zodra we in het centrum stilstaan en ik een fontein zie, roep ik "stop!", spring uit de auto en plons amechtig het water in waar ik met mijn armen over de rand blijf zitten.
De woning die Djamal voor ons heeft gehuurd en waar ik me zo op heb verheugd blijkt bij aankomst een soort van bunker te zijn. Er zitten geen ramen in, het is er donker en vochtig en voor een studie aan de Sorbonne ben ik voor dat semester te laat.
Binnen een maand zit ik met mijn hele pakkelarie weer in Groningen bij mijn moeder op de bank, een illusie armer....
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten