donderdag 6 maart 2014

Opa Sjakie (Groningen begin jaren 60)



"Kom jongens jassen aan, we gaan naar opa Sjakie!". 
Mijn vader roept met luide stem langs de trapleuning en Pekkie ons zwarte hondje blaft vrolijk met zijn baas mee.   
Gedribbel van kinderbeentjes, jasjes die van de kapstok worden getrokken, schoenen die zittend op de grond in de gang met het puntje van de tong uit de mond worden geveterd. "Jan, doe jij Pekkie de riem om?" Mijn moeder kijkt nog even hoe wij onze jasjes dichtknopen, schiet dan haar eigen jas aan en kijkt nog even of alle deuren op slot zijn. Mijn vader is buiten en start de auto alvast. We stappen in en een van ons neemt Pekkie op schoot. Even later rijden we de straat uit. 
Zo ging dat vroeger elke zondagmiddag, wij wisten niet beter. We konden als kinderen de route dromen, de stoplichten, de rechte stukken, de bochten, het indraaien op de parkeerplaats.
Soms kon ik wel eens jaloers zijn op kinderen die opa's hadden met wie ze leuke dingen konden doen, grapjes konden maken, jij en je opa tegen de rest van de wereld, jouw hand in zijn hand. 
Onze opa Rienko was lang voor onze geboorte al overleden en opa Sjakie, de vader van mijn moeder kan ik me enkel herinneren in een groot wit bed in het Treslinghuis in Groningen, een verzorgingstehuis waar hij uiteindelijk negen lange jaren heeft gelegen. Een aantal herseninfarcten had hem vleugellam gemaakt, weggerukt uit de oergezellige bovenwoning aan de Herestraat waar het altijd een zoete inval was met mijn Poolse oma als stralend middelpunt. Hij moest dat alles noodgedwongen achterlaten voor een eenzaam en uitzichtloos bestaan in het steriele verzorgingstehuis, waar mijn oma hem negen jaar lang reizend per bus elke dag bezocht, een opoffering waarvoor ik later toen ik ouder was groot respect heb gekregen. Op zondagmiddag kwamen wij, we verzaakten nooit. 
Voor ons was het Treslinghuis een speeloord, we kenden er feilloos de weg, we renden door de lange gangen, verstopten ons in de voorraadkamers en jojo-den met de liften. 
Maar eerst gingen we aan de hand van onze ouders naar de kamer van opa Sjakie en zaten samen met Pekkie een tijdje bij hem op het grote ijzeren bed. Vaak lag zijn bleke zachte hand dan op het wafelvormige witte sprei en raakte ons zachtjes aan, daarna schoof de hand naar Pekkie die roerloos bleef zitten en zich gewillig liet aaien. Soms hing mijn moeder tekeningen van ons boven het bed, een plakwerkje of een kleurig geborduurde prikkaart en dan lachten zijn grote bruine ogen.
Opa Sjakie, ik had je zielsgraag nog langer gezond meegemaakt, van je willen leren, met je willen delen, bij je willen schuilen....... 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten