zaterdag 22 maart 2014

Een rondje Sneekermeer (Terhorne 1985)



"Mieke ga je mee we gaan een rondje Sneekermeer doen". 
An Leusink komt van de dijk af en stiefelt het veld op richting Mieke die in haar bekende hoekje weggedoken zit achter de ochtendkrant. Haar tweede kopje koffie staat voor haar op de tafel, het puzzelboekje ligt ernaast. Als An is neergeploft op een van de kuipstoeltjes en zichzelf een koffietje heeft ingeschonken komt haar zwarte hond onaangelijnd om het hoekje zetten, sluipt naderbij en vleit zich onder de stoel van haar bazin. "Dat is goed, maar dan moet ik nog wel even wat spullen bij elkaar zoeken" kleppert Mieke die de krant terzijde legt en meteen in actie komt. Terwijl An buiten van haar koffie zit te genieten pakt Mieke binnen snel wat warme kleding, een doos grote koeken ("die vindt jouw Jan zo lekker", roept ze vanuit de caravan), wat toastje-spul, een zak nootjes en uiteraard een volle fles sherry en meldt zich vervolgens buiten bij haar vriendin die inmiddels haar tweede koekje uit het groene trommeltje heeft gevist nadat ze het eerste aan de hond onder haar stoel heeft gevoerd. 
Nadat ook wij en nog enkele andere kornuiten zijn gecharterd om mee te gaan vaart drie kwartier later het illustere gezelschap uit en zet koers naar het Sneekermeer. Het zijn van die tochtjes die je levenslang bijblijven. Gezellig geroezemoes aan boord, de jeugd zit te ouwenelen op het voordek met een zak chips waarvan zonder dat iemand er erg in heeft de helft van de inhoud in het water waait, om beurten houden we een fles cola tegen de mond en als we onderweg bekenden tegenkomen laten we luid en duidelijk van ons horen. In de kuip zitten de ouders, Mieke heeft een houten snijplank op schoot, ze smeert toastjes en snijdt worst, An reddert in het roefje met sherry en gedistilleerd en Jan staat stoïcijns achter het roer en rijmt rare zinnetjes op alles wat de dames tegen elkaar zeggen. "Tante An is er nog worst?", schreeuwt iemand vanaf het voordek. An klimt naar de kuip, pakt bij Mieke van de snijplank wat plakjes worst en geeft ze door het luik op het voordek aan de hongerige jeugd die ondertussen uit pure balorigheid chips is gaan voeren aan de eenden. Om ons heen een kakofonie aan boten, groot en klein, overal heerst gezelligheid, er wordt gelachen en gezongen. Bij de rietkraag hebben vissers in hun karakteristieke groene visboten hun hengels uitgegooid en in de verte toetert een boot voor de brug. Er klapperen zeilen van opgetuigde boten, waterskiërs maken capriolen achter speedboten met zware motoren en naast ons drijft sereen een moederzwaan voorbij met drie jongen. 
'Een rondje Sneekermeer', wat roept dit zinnetje veel mooie herinneringen op...  

vrijdag 21 maart 2014

"Mama ben je nou blij...?" (Kroatie 2007)



"Mama gaan we nu eindelijk eens ergens anders heen dan Italië?"
Mijn drie bloedjes zijn om me heen komen staan terwijl ik me voor de zoveelste avond heb verschanst achter de computer om een leuke vakantiebestemming uit te vlooien voor de op handen zijn zomervakantie. "Er zijn zo nog zoveel andere landen waar we heen kunnen", zegt Niels die vervolgens, als onze topografie deskundige, een heel regiment landen in de wereld opsomt, inclusief hoofdsteden. "Ja Niels, dat weten we wel, maar we moeten er wel heen kunnen rijden", legt Sanne moederlijk uit waarop er een zucht over zijn lippen komt en hij afdruipt naar zijn kamer om zich bezig te houden met zijn nieuwste legoproject.
Na vijf avonden op rij tot in de kleine uurtjes gezocht te hebben bedenk ik een plan om enerzijds de wens van mijn bloedjes te honoreren en anderzijds ook zelf aan mijn trekken te komen en nu eindelijk eens Venetië te bezoeken. Ik besluit een appartement in Istrië te boeken van waaruit een rechtstreekse bootdienst loopt naar Venetië. Ik verkneukel me al op voorhand en zie in gedachten de gezichten van mijn reisgenoten voor me.
De volgende morgen vertel ik mijn plan aan de drie slaperige koppies. Ze zijn meteen wakker. "Wat gemeen ben jij toch mama, wij willen niet naar Italië!" klinkt het uit drie monden waar de hagelslag in fonteinen uitspuit.
Als we ons een paar weken later na een lange autorit goed en wel in ons appartement in Porec hebben geïnstalleerd hang ik al aan de lijn met de reisorganisatie om vier plekken voor de overtocht naar Venetië te reserveren. Op de dag van vertrek vallen de mussen dood van het dak. De stemming is ver beneden peil, met name Niels heeft een stevige bokkenpruik op. Op de boot is de airco uitgevallen en we waaien ons de blubbers met servetjes en menukaartjes. Als we eindelijk half gesmolten in de haven aankomen en hebben aangelegd, wurmt Niels zich uit pure chagrijn tussen de menigte op de loopplank door en smeert hem in een deinende massa richting het historische doolhof van de stad. Als de meiden erachteraan vliegen ben ik in een tijd van een mum mijn hele gezelschap kwijt. "Waar ben ik in godsnaam aan begonnen?", vraag ik me wanhopig af terwijl ik probeer mijn ogen te fixeren op mijn twee dametjes in hun felle zomerjurkjes die zich een weg banen door de bewegende meute. Als ze na een eeuwigheid puffend en kreunend met Niels in hun kielzog mij weer hebben gevonden vervolgen we onze weg over de hoge bruggetjes, door de smalle straatjes en springen van schaduwplek naar schaduwplek. Het is niet te harden. Niemand heeft ook maar enige interesse voor al het moois om ons heen, we hangen aan kranen voor wat verkoeling, we zitten uitgeteld op het San Marcoplein en als we richting de boot moeten voor de terugreis ben ik tot overmaat van ramp in de wirwar van straatjes en bruggetjes de weg kwijt. "Nee he mama, straks missen we de boot ook nog!" hijgt Sanne met een gezicht als een oorwurm. 
"Mama, ben je nu blij dat je in Italië bent geweest?" vraagt Niels met een uitgezakt gezicht en   terwijl hij even een moment van onoplettendheid heeft zie ik in slow motion dat de inhoud van zijn inmiddels slap geworden ijshoorntje als een lawine over zijn shirt glijdt ...   

donderdag 20 maart 2014

Sannemijn (2014)














Mijn kind


Als je denkt dat je vleugels
sterk genoeg zijn,
vlieg

Als je voelt dat de wereld 
klaar voor je is,
vlieg

Ik zal je route altijd volgen
de bloemen die je kust
de vlinders die je vergezellen

en wil je even niet meer vliegen
zal ik je in mijn armen wiegen
en van het leven vertellen.


Mama 

woensdag 19 maart 2014

Drama rij examen (1977)



"Ja ze moet ook nog even haar rijbewijs halen voordat ze naar Zwitserland gaat".
Ik hoor mijn ouders met elkaar praten in de woonkamer terwijl ik achter aan de bar een tijdschrift zit te lezen. Er staat een tas met allerhande narigheid aan typekaarten, bedrijfsrekenen, boekhouden, en drietalige bedrijfscorrespondentie op een kruk naast me. Teneinde mijn verblijf in Nederland nog wat te rekken vatte ik in 1977 het snode plan op om een Schoevers Opleiding in Groningen te volgen. Maar de wereld van parelkettinkjes en plooirokken bleek bij nader inzien toch niet aan mij niet besteed met als gevolg dat ik me stierlijk verveelde tijdens de uitermate saaie lessen van autoritaire leraren, ging gekjagen en uiteindelijk meer op de gang en in het trappenhuis vertoefde dan in de klas. "Gorter, ga er maar weer uit!" was een vaste kreet vanaf het bord.
In de tussentijd was ik begonnen met rijlessen. Volgens mijn ouders zou het een koud kunstje voor mij zijn om het felbegeerde papiertje ruim voordat ik naar Zurich ging te veroveren, immers ik reed als kind al vaak met mijn vader naast mij op zondagochtend in zijn auto rondjes over verlaten parkeerterreinen in Haren. De lessen in de rode polo met instructeur Gerritsen gingen als een zonnetje, keren, bochtje achteruit, inparkeren, invoegen, you name it, ik deed het met het grootste gemak van de wereld. Ook de theorie haalde ik op mijn slofjes. 
Toen ik de eerste keer in Paterswolde moest afrijden ging het al fout op het moment dat ik de parkeerplaats afreed. Door de enorme stress die zich van mij had meester gemaakt was mijn bril helemaal beslagen en reed ik toen ik de weg op wilde draaien zowat een fietser van de sokken. Gevolg, een ingreep. Bij de tweede keer afrijden gaf mij moeder mij goedbedoeld een valeriaantje wat erin resulteerde dat ik zooo relaxed achter het stuur zat dat ik al kakelend de snelweg van de verkeerde kant opreed : spookrijder, gezakt met vlag en wimpel. Bij mijn vader kwam na de derde keer rijexamen, toen ik aan de examinator vroeg "mag ik mijn bril even poetsen, ik zie niks", en vervolgens een fietspad wilde opdraaien en wederom een ingreep kreeg, de stoom uit de oren. 
"Wat is er toch met dat kind, ik betaal me blauw, ze rijdt als een beest maar 'n rijbewijs halen ho maar". De vierde keer werd voor mij staatsexamen aangevraagd en mijn gezette rijinstructeur had zich als mental support met veel pijn en moeite op de achterbank gepositioneerd. Zijn hoofd in de achteruitkijkspiegel leidde mij dusdanig af dat ik door rood licht reed. Gevolg, ingreep, gezakt. Mijn vader moest bijkans aan het zuurstof, ik durfde hem niet meer onder ogen te komen, maar de tijd begon te dringen. Ik moest me in september melden in Zurich en was al druk aan het pakken. Mijn moeder deed niks anders dan koortsachtig examens aanvragen, mijn vader had de hoop opgegeven. Ik had allang geen rijlessen meer, "ze rijdt prima alleen dat examen nekt haar steeds" zei instructeur Gerritsen. De vijfde keer deed ik spoedexamen bij een onaardige man en drukte de auto bij het inparkeren tot overmaat van ramp de stoep op, net niet tegen een lantaarnpaal. Ik was er helemaal klaar mee en stortte me thuis op het inpakken van de laatste spullen voor mijn studie in Zwitserland en het hele afrijden kon me gestolen worden. 
De dag voor mijn vertrek stond instructeur Gerritsen opeens op de stoep. "Je kunt nog 1 keer afrijden, namelijk NU". Ik stapte verbouwereerd in de rode polo en werd naar het restaurantje in Paterswolde gereden voor mijn allerlaatste poging. Het was de zesde keer. Ik reed zoals ik tijdens de lessen altijd had gedaan, stressloos en af en toe babbelend. Toen ik de auto weer op de parkeerplaats in Paterswolde had gezet, realiseerde ik me pas dat hij niet had hoeven ingrijpen. "Is ie vast vergeten", dacht ik nog. Opeens hoorde ik naast me de magische woorden "Je bent geslaagd". "He, echt waar, dat bestaat niet" zei ik schaapachtig. 
Ik maakte mijn gordel los, boog opzij en drukte de verbaasde man die nog aan het grutten was met zijn paperassen een dankbare kus op zijn wang. "Wat zal mijn vader blij zijn!"   


         

dinsdag 18 maart 2014

Zo is Niels (2014)



"Mama met welk been ben ik gisteren eigenlijk uit bed gestapt?"
Niels komt slaapdronken naar beneden en kijkt onder aan de trap op het houten podiumpje naar zijn beide benen. "mmm, volgens mij met deze" en hij wijst nadenkend naar zijn rechterbeen. "Was dat dan mijn verkeerde been?" vraagt hij verbaasd. 
Ik sta aan het aanrecht brood te smeren en druk de Senseo voor hem aan. "Niels, dat is een gezegde, dat gaat niet echt over je linker- of rechterbeen", zeg ik terwijl ik het kopje koffie onder het apparaat vandaan haal en op tafel zet. "Het betekent dat je chagrijnig bent 's morgens" leg ik uit. 
's Ochtends als Lucinde nog in dromenland is hebben Niels en ik zo onze gesprekjes. Vaak bekijk ik hem dan even stiekem door mijn wimpers terwijl hij liefdevol een stukje brood met vleeswaar aan Pip voert die bedelend onder de tafel zit, of ik loop naar hem toe en trek het kraagje van zijn werkpolo even boven zijn sweater uit. In het loopje check ik vaak nog even of hij zich heeft geschoren. "Mama, ik zie wel dat je me controleert", mompelt ie dan met Pip aan zijn voeten.    
Tegen negenen breng ik hem naar zijn werk. Bij het uitstappen kijk ik hem altijd even na. Als ik hem dan met zijn zware werkschoenen, zijn groene jas met de letters 'Parkbeheer' achterop en zijn koptelefoon nonchalant om zijn nek het parkeerterrein zie oversteken gaat er altijd een gevoel van trots door me heen. 
Het is niet meer dat kleine kwetsbare jongetje voor wie ik tot in den treure in de bres moest springen, voor wie ik onophoudelijk artsen tegen me in het harnas joeg, die ik jarenlang vervoerde van logopedie naar fysiotherapie, het jongetje dat na jaren van kruipen en vallen uiteindelijk bijna vier was toen hij ging lopen en tegen alle voorspellingen in "mama" leerde zeggen.  
24 jaar, mijn zoon met, zoals dat heet "een verstandelijke beperking", de unieke rots in de branding van mijn bestaan, de grootste relativerende factor in mijn leven, zonder wie ik een ander mens geweest zou zijn.
Als de wereld om mij heen in brand staat geven de dromerige blik in zijn ogen en de onbevangen beleving van zijn bestaan mij alles wat ik nodig heb om aan vast te houden.....  

maandag 17 maart 2014

Wie maakt me los .... (Antwerpen 2013)



"U kunt de auto wel afkoppelen, want u neemt nu twee plekken in beslag...".
Ik sta met mijn slaperige hoofd bij de receptie van de stadscamping in Antwerpen om me aan te melden voor twee overnachtingen nadat lief en ik de avond ervoor het terrein zijn opgereden en het hokje bij de slagboom onbemand was. "Nou het punt is", begin ik weifelend, "ik heb die caravan net en dit is ons 'proefkampeerweekend' en we krijgen de stabilisator niet los en het boekje ligt thuis". De man achter de balie kijkt me aan en ik zie hem denken "wat een sukkel!". "En nu?" vraagt hij enigszins geïrriteerd terwijl ie een blik werpt op de tien andere aanmelders die ongeduldig achter mij staan te zuchten om zoveel stupiditeit. "Nou ja, de caravan kan niet los, dus we moeten de auto ervoor laten staan, sorry", schutter ik hampelig. Dat weekend charteren we zo'n beetje alle handige mannen en Jerommekes van de camping, gereedschap wordt aangerukt, maar niemand krijgt onze 'orimoa' los. Zondags rijden we weer terug en parkeren de karavaan in Joure waar we de ANWB optrommelen. Er komt een man met een geel hesje en een grote hamer die "het ding wel even stuk zal slaan". Ik kan hem nog net op tijd bij de dissel wegduwen. Met een "laat maar, we verzinnen wel wat" stappen wij weer in, tuffen door naar Heerenveen en zetten het gevaarte langs de straat tegen het trottoir aan. "Morgenvroeg ga ik meteen naar de caravanboer", zeg ik tegen lief die die avond zijn eigen huis weer opzoekt. 
"Mammmma, ik moet om zeven uur met de trein!", gilt Sanne de volgende morgen om half zeven vanaf de zolder. Opeens bedenk ik tot mijn grote schrik dat de caravan nog steeds jammerlijk aan de auto vast zit. Ik krijg de kriebels over de krabbels. "Mammma, ik heb zo'n buikpijn, kan ik naar de dokter?" Lucinde komt kromgetrokken de trap af. "Mammma, hoe laat moet ik eigenlijk bij de tandarts zijn?" vraagt Niels met een tandenborstel in zijn mond. 
"Mama, ik schaam me dood, dit is toch niet normaal, 's ochtends vroeg, echt onvoorstelbaar dat jij altijd van die idiote dingen hebt en andere mensen niet" moppert Sanne, terwijl ik de uitsteekspiegels heb aangeschroefd en het gevaarte in beweging zet richting het station."Mama schiet op, gassen, anders kom ik te laat!" kreunt ze naast me. Als ik met een noodgang met de caravan achter me aan het stationsplein opdreun springen de wachtende reizigers van schrik de stoep op. Vervolgens kom ik met het zweet in mijn handen weer thuis, stapt Lucinde in en race ik met het hele hebben en houen naar de dokterspraktijk. "Mama, dit is zooo DOM", bijt ze me in de gauwigheid nog toe. Tenslotte rij ik hotseknotsend en slalommend met die hut op mijn hielen door een drukke woonwijk om met Niels naar de tandarts te gaan. Tot overmaat van ramp bedenk ik op de terugweg dat ik ook nog boodschappen moet halen dus manoeuvreer ik het hele circus naar de parkeerplaats van de supermarkt, met alle hilariteit van dien.
Als ik eindelijk weer in huis zit nadat ik tijden bezig ben geweest 'vooruit-achteruit-vooruit-achteruit' om de combinatie recht langs de straat te krijgen, belt lief.
"Ga er maar niet mee rijden, ik kom zo wel bij je en dan ga ik er wel even mee naar de caravanboer.........".           

zondag 16 maart 2014

Ontredderende regen (1978)













Soms dan wil je even alleen zijn, los komen van de hele rataplan om je heen. 
Even je gedachten ordenen, de deur naar je gevoel ontsluiten en verdriet uithuilen.
Waar kan dat beter dan in de regen, dan vallen je tranen tenminste niet op.

Dit gedicht kwam tot stand in de regen.




Ontredderende regen


Door de middag 
galmt de regen 
op de harde harten, Heer
straten geven echo's tegen
stralen slaan mijn lichaam neer

Zomerzon 
mag mij niet voeden
deze bron is niet voor mij
luchten die een regen bloeden
zuchten zwaarder nog dan Hij.


Annet (1978)