vrijdag 6 juni 2014

Chaotische geluksmomenten (Schildweek 1979)




De dagen waren een aaneenschakeling van duffe ochtendtaferelen, opperste concentratie tijdens de  zeilwedstrijden en onbezorgde vrolijkheid cq kolderieke onbezonnenheid in de uren erna. Dat vertrouwde zooitje ongeregeld van camping Oan e Poel dat elk jaar weer kans zag met tenten, boten en voedsel neer te strijken op het kampeerterrein naast het kleine Groningse meer bij Schildwolde en de boel aldaar op zijn grondvesten liet trillen. We hadden een naam hoog te houden en een imago te verdedigen.  
Als de tenten waren opgezet, het proviand keurig in kratten in de hoek van de residentie van Siets was gepoot en de laatste instructies van de vertrekkende ouders door de open raampjes van hun auto's klonken kon het feest beginnen. Natuurlijk zouden we het niet te dol maken en om onze nachtrust denken, en "ja mam, we pakken af en toe een appel in plaats van chips". Maar toen ze uit het zicht verdwenen waren wisten we niet hoe snel we met zijn allen op de krakende zoute snacks moesten duiken, we toverden de maxiflessen cola tevoorschijn en zo lag binnen nog geen uur na het vertrek van onze gestructureerde ouders het terrein rond het illustere tentenkampje al bezaaid met lege chipszakken, half leeggedronken flessen waarvan de doppen in de tijd van een mum miraculeus genoeg al nergens meer te vinden waren en de wereld platgetrapte bierblikjes. Hoe heerlijk was het om in die onmetelijke chaos, zittend op de grond met de radio op standje 'vol', doodgemoederd een bord koude ravioli weg te prikken, onderwijl met 1 hand bladzijden Suske en Wiske om te slaan en tegelijkertijd grappen en grollen heen en weer te pingpongen. 
Ik ruik nog de geur van de aangebrande Suzi Wan nasi uit blik die in die jaren onlosmakelijk was verbonden met de Schildweek, ik zie de gele specie emmers weer voor me waarin we poogden onze vette en gigantische afwas glierend met een afwasborstel schoon te krijgen en ik voel boven mijn hoofd weer de pannenkoeken door de lucht suizen die Ronald en Sybrand na een mislukt baksel overgooiden. 
En ook al is mijn leventje nu geordend, gestructureerd en overzichtelijk, soms verlang ik stiekem heel eventjes naar die simpele chaotische geluksmomenten van toen....  

Sentiment (Zurich 2007)



"Mama, vond oma Mieke het niet erg dat je zo ver weg woonde?"
Het moest er een keer van komen. Ik wilde mijn kinderen na de vele verhalen en het bekijken van de flets geworden en losgeraakte foto's in het grauwe album op zolder eindelijk eens meenemen naar Zurich, de stad waar ik studeerde en waar ik na het vertrek uit de moederschoot teruggeworpen werd op mezelf en ondanks moeilijke momenten mijn grootste groei heb doorgemaakt.
Voor het eerst met de auto naar Zurich, en mijn bloedjes aan mijn zij, hoe raar is dat na al die jaren. Nog steeds als ik een internationale trein voorbij zie razen moet ik denken aan al die keren dat ik na afloop van vakanties om half 8 's avonds met de trein vertrok vanaf het hoofdstation in Groningen en dan na een paar overstappen, de laatste in Basel, om 8 uur de volgende ochtend het Hauptbahnhof in Zurich binnenratelde. En het ergste vond ik altijd het afscheid, ik kan er nog steeds niet tegen. Als ik uit het raam hing, het geluid van de wrede fluit hoorde, handen die mekaar nog even vasthielden en dan de trein die zich langzaam in beweging zette. Het roepen, het zwaaien, de stippen op het perron die alsmaar kleiner werden, de knagende stilte van binnen.
Maar nu ben ik hier met mijn bloedjes, 26 jaar na dato. We lopen door de straten waar ik ooit liep, hun voetstappen op mijn voetstappen, zoveel jaar later. En terwijl we met zijn vieren door de stad wandelen en zij zich een beeld beginnen te vormen van hun moeder voordat ze hun moeder werd vertel ik van mijn angsten, mijn heimwee, mijn drive en mijn ambitie. Ik neem ze mee naar de mensa waar ik als student dagelijks zat te eten en zomers uren met mijn neus in de boeken hing op het grote zonneterras dat uitkeek over de stad. Ik sta met ze voor het statige studentenhuis aan de Clausiusstrasse nummer 52 waar ik woonde op de tweede verdieping. Het naambordje 'Villa Laetitia' is verdwenen, het hek dat altijd zo mooi glom is inmiddels vele keren overgeverfd en vertoont aan de zijkanten sporen van roest.
We kijken naar het raam waarachter mijn kamer zich bevond en waar nu iemand anders ongetwijfeld eenzelfde soort leventje zal leiden als ik destijds. 
Het lijkt eeuwen geleden dat ik hier woonde en leefde, verdrietjes verwerkte en gekke avonturen beleefde, in deze stad waarmee ik jaren een haat-liefde verhouding onderhield.
Nu ik mijn kinderen de plek heb laten zien waar ik, ver van huis, en met vallen en opstaan volwassen ben geworden kan ik ook dit stukje inpassen in het levensmozaïek dat ik aan hen doorgeef.
      

Vrienden (1980)










Als zonnestralen zijn ze
die door dichte gordijnen blikken
overal komen
je niet laten stikken

op goede momenten 
zijn ze pierrots
ze dansen en grappen

in diepte van dagen
geven ze troost
ze weten en snappen
in de stilte van woorden,
vrienden zijn warmte
in alle akkoorden 


Annet 

donderdag 5 juni 2014

Rije, rije, rije (Mieke 2014)



"Ik word er helemaal zenuwachtig van!" woordenwatervalt mijn moeder vanuit Groningen zodra ik de telefoon op neem. Als de volgende van frustratie vervulde volzin uit haar mond gutst en ze aansluitend een hap adem neemt voor een ongetwijfeld nieuwe paniekzin, breek ik snel in in het gesprek. "Maak je toch niet zo druk mam, er zijn ergere dingen in het leven", probeer ik sussend. Na vijf minuten toehoorder geweest te zijn doe ik nog een laatste poging om haar gerust te stellen. "Oké, er brandt een oranje lampje in het schermpje voor je", herhaal ik, terwijl ik de telefoon tussen mijn schouder en mijn oor klem en ondertussen mijn teennagels lak. "Maar legio mensen rijden met een oranje lampje aan op het dashboard, het gaat erom dat het lampje niet rood wordt, want dan is er pas echt wat aan de hand" zeg ik quasi deskundig en ik veeg al pratend per ongeluk wat felrode lak op mijn kleine teen. "Wacht even mam, ik moet even wat lak van mijn teen poetsen" en ik leg de telefoon op tafel en dep met een watje de rode kleur van mijn kleine teen. Aan de andere kant van de lijn hoor ik een ongeduldig kuchje en er wordt vervolgens zwaar gezucht. "Ja, ik ben er weer" zeg ik met een keurende blik op mijn tien rode teennagels en de telefoon weer in mijn handen. "Ik breng hem gewoon naar de garage, ik ben er helemaal klaar mee" hoor ik mijn moeder mopperend zeggen. "Ik durf de weg niet meer op, veel te bang dat ik met pech kom te staan".  
Een paar dagen later belt ze me op om te vertellen dat ze inmiddels van de garage een leenauto heeft gekregen. "Vrijdag kom ik wel even langs, maar je moet niet lachen als je me ziet" voegt ze er snel aan toe. 
"Wat is dat voor raar wit gedrocht autootje voor bij de straat, het lijkt wel van een garage, en er zit een grote vrouw in!" zegt Lucinde die turend naar het voorraam loopt met Pip blaffend in haar kielzog. "Maar dat is oma Mieke!" roept Niels verbaasd, "dat zij erin past!" Valerie en ik lopen naar buiten en komen gierend van het lachen bij het autootje aan. Mijn moeder gesticuleert achter het raam wild met haar armen. Blijkbaar krijgt ze iets niet open of los. Als we dichterbij komen gaat het raam naar beneden en hangt moeders diagonaal in de gordel. "Ik kom niet los, en de deur wil niet open, wat een rotauto!" Wij staan met de benen over elkaar van het lachen terwijl we kijken naar mijn moeder die verbeten op alles duwt en hamert wat knop is. Als ze zich eindelijk aan 't autootje heeft ontworsteld en ons huis in strompelt zegt Niels met een verheerlijkt gezicht "oma, heb je een nieuwe auto?"              

woensdag 4 juni 2014

Het grote 'Nu' (Terhorne jaren 70 - 80)



"Jongens, wie heeft een stuk zeep voor mijn haar?"
Begin jaren 80, rebels, tegendraads en verre van standaard. De pubertijd had al een paar jaar stormachtig gewoed, maar gaan liggen was de wind nog steeds niet, dit tot groot ongenoegen van onze ouders. We bevonden ons in een soort van 'aftermath', we hadden de jeugdjaren weliswaar achter ons gelaten maar voelden ons nog niet echt klaar voor de toekomst.
Waar het allemaal om draaide was het grote en meeslepende 'Nu'. Het 'nu' van : "nu moeten we lol maken", van maling aan gisteren hebben en geen boodschap aan morgen. We gingen pas naar bed nadat we de nodige uren in de broeierige Kajuit hadden meegezongen met Boney M, geslowd hadden op "I am sailing" en uitzinnig geswingd op "Proud Mary" van Ike & Tina Turner. Maar eerst dwaalden we dan na sluitingstijd nog even rumoerig door het slapende dorpje om vervolgens met een groepje 'diehards' amechtig en lodderig tegen elkaar aan te hangen en al pratend, neuriënd en soms fluisterzingend de zon te zien opkomen vanaf de steiger. Als de eerste vissers met hun zacht ronkende motortjes over de spiegelgladde poel uitvoeren en de kikkers hun kwaakconcert aanhieven ritsten wij centimeter voor centimeter onze tentjes dicht in de hoop dat onze ouders niet wakker werden en we de volgende dag zware reprimandes zouden krijgen. Bij de laatste kraaksels van de rits konden we onze ogen vaak niet meer open houden en lieten ons na het geniepige gepiel met het tentdoek, uitgeteld met kleren en al achterover op onze slaapzakken vallen.
We sliepen een gat in elke dag, kwamen 's middags tergend langzaam op gang, of er moest al een zeilwedstrijd zijn, en stonden 's avonds in het washok tijden te klooien met stukken zeep waarmee we ons haar omhoog boetseerden om zo illuster voor de dag te komen in de disco. Van make-up moesten we nog niets hebben, verder dan een simpel kohlstreepje aan de binnenkant van ons onderste ooglid kwamen we eigenlijk niet. We hielden ons meer bezig met outfits, die moesten vooral raar en anders zijn. Uitgeleefde truien waarin we verzopen, met mouwen die tot de grond reikten, afgedankte korte broeken van vaders en ooms, het liefst te groot en shabby, geknoopte touwen armbanden met harpsluitingen, hoeveel heb ik er niet gemaakt?
Gelukkig is iets van de sprankel van toen voor altijd in mij verankerd gebleven.

dinsdag 3 juni 2014

Ed en Willem Bever 2.0 (2014)



Lemmer, 09.15 uur.
"Ik kan er niet uit door al die meuk!"
Valerie wurmt en kronkelt zich uit haar ruim twintig jaar oude bolide die al een jaar staat te verstoffen in de tot de nok toe volgepakte garage in Lemmer nadat ze met een enorme aanloop van knopjes draaien "goh, is dit nog een choke?', en 'jee, zit hier ook nog een hendeltje?" heeft geprobeerd de motor te starten. "Nee, hij doet het niet, hij klikt alleen maar!", heb ik net angstig en met afgewend hoofd geroepen. Ik heb me tijdens haar startmanoeuvre uit voorzorg maar midden op de oprit gepositioneerd, doodsbenauwd dat er iets gaat ontploffen. "Ik zit vast!" klinkt het even later benepen uit de tjokvolle garage, "zet die fietsen eens aan de kant!". Als ik langzaam tevoorschijn kom en mijn hoofd om de hoek steek, grimast ze "jemeg, het is geen bom of zo". Na veel schuif-, verplaats-, en propwerk van meuk en nog eens meuk, hangen we samen over de inmiddels omhoog gezette motorkap gebogen. Waar we precies naar kijken weten we zelf ook niet, maar dat het blik op wielen er geen zin in heeft is duidelijk. "Kijk, ik heb zelfs gisteren nog de accu aan de lader gezet", zegt ze trots "Ken heeft me via Skype nog uitgelegd van min en plus". Terwijl ik wat naar de zwarte krochten onder de motorkap zit te turen valt mijn oog opeens op het metertje van de acculader die zieligjes op nul staat.  "Volgens mij is de accu kapot", zeg ik met een blik die ik ken van automonteurs. "En nu?" zucht mijn zusje, "hij moet vanmiddag voor de APK en ik moet hem ook nog uit de schorsing halen!". "We gaan eerst maar de accu door laten meten bij een garage, misschien doen we wel wat fout, voor hetzelfde geld moet je een nieuwe" ratel ik. 
We kachelen weer terug naar Heerenveen, krijgen het bij verschillende postagentschapen niet voor elkaar de schorsing op te heffen en hobbelen vervolgens zwaar gefrustreerd maar met een nieuwe accu weer naar Lemmer. Als we duwend en trekkend de accu op zijn plek willen drukken, laat ik tot overmaat van ramp het klempalletje uit mijn handen vallen en horen we hem met een harde tik landen tussen de slangen en de dempers. Ook dat nog. Nadat een buurman ons tijdrovende, echter resultaatloze, 'Ed en Willem Bever' werk heeft overgenomen, met een magneet het klempalletje naar boven heeft gehesen en de motor eindelijk start, moet de auto nog worden ontdaan van, een zware rubberboot op het dak, een ladder tussen de wielen, en een arsenaal aan fietsen aan weerszijden. "Ben ik toch blij dat ie het doet, nu op naar de APK!", verzucht mijn zusje als ze triomfantelijk achter mij aan haar straat in Lemmer uit rijdt.
Heerenveen, eind van de middag, Kwik Fit calling, : "spreek ik met mevrouw Flynn, eh die auto van u, die is afgekeurd..!"      

maandag 2 juni 2014

"De eerste pries, 'n theeservies" (Terhorne jaren 70 - Heerenveen 2014)



"Annet, heb je wel even gekeken of dit de goeie zeillatten zijn? 
Altijd eerst je materiaal checken voordat je naar de wedstrijd gaat". Mijn vader zit op de grond naast de caravan en loopt de door mij in alle haast uit de tent gejaste zeilspullen kritisch door. "Ja pap" prevel ik slaapdronken na een avondje dansen en drinken in de Kajuit en een uit de hand gelopen nachtelijk rendez-vous-je. Ik knipper met mijn ogen tegen het felle licht en zie bij de steiger al volop bedrijvigheid. Er wordt af en aan gelopen met zeilzakken, buitenboordmotoren draaien warm en moeders gekleed in zoetgekleurde pyama's en nachthemden brengen proviand voor onderweg bij de stand-by boten. 
Het snel gefabriceerde broodje pindakaas hou ik krampachtig geklemd tussen mijn lippen en mijn zeilbril met het ijzeren montuur slingert heen en weer aan een koordje. Mijn hoofd bonkt en mijn benen zijn van elastiek. "Vandaag ga ik niet uit, maar vroeg naar bed", beloof ik mezelf plechtig, in mijn hart drommels goed wetende dat ik ook de komende avond de aantrekkingskracht van de plaatselijke disco niet zal kunnen weerstaan en weer tot in de kleine uurtjes op de dansvloer te vinden zal zijn.    
In de gauwigheid heb ik zo goed en zo kwaad als het ging een lunchpakket in elkaar geflanst en mijn ongekamde haar in een elastiekje gewurmd zodat er een miezerig staartje wappert in de wind. Over krap een uur vertrekken we met een drietal zeilboten in een sleepje naar de zeilwedstrijden op de Goingarypster Poelen en ik moet de banenkaarten nog in de hoesjes doen en op de gangboorden plakken, mijn stopwatch nog uit het kleine kastje in de caravan halen en een veiligheidsspeld voor het wedstrijdteken zoeken. Ik begin langzaam wakker te worden. Mijn vader die geen idee heeft van wat zich in mijn hoofd afspeelt gaat rustig door met inventariseren. "Heb je je zeillaarsjes al ingepakt en denk je eraan dat je je harpsleutel niet vergeet?" Hij steekt zijn hand in de lichtblauwe zeilzak en constateert mopperend dat ik mijn lichtweerfok nog niet heb ingepakt. 
Als ie ons dan eindelijk na al het geredder samen met andere ouders vanaf de steiger opgelucht uit wuift galmt zijn stem over het water "en je weet het hè, de eerste pries, 'n theeservies!"
Ruim veertig jaar later zit ik op het voetenbankje naast mijn zieke vader. En als hij zegt "ik wil nog zo graag een keertje zeilen" komen alle beelden van vroeger weer glashelder binnen en slik ik een traan weg.