zaterdag 6 februari 2016

Dit pad (2016)





















Vergezel me
op dit pad

waar de regen
mij kletsnat

waar de modder
mij weerhoudt

en de mist mij
hoop onthoudt

waar de horizon
ver lijkt

en de storm
mijn dromen splijt

vergezel me
op dit pad

geef me je hand
en neem de tijd.




Annet



donderdag 4 februari 2016

Tante Wil (2016)




















Ik rij stapvoets de straat in.
In de linkerbocht, wat onhandig geparkeerd, staat haar blauwe auto. Toen Oom Jan hem 'ages ago' kocht was ie donkerblauw, inmiddels is dat gereduceerd tot vaal lichtblauw. Heel af en toe rijdt ze er nog in, maar dan is het uitsluitend voor 1 klein boodschapje en een rondje over de snelweg. Immers, "ik moet de accu zo nou en dan eens opladen".
Ik loop over het grindpad, voor het raam langs naar de voordeur, en zie haar zitten in haar vaste hoekje. De mouwen van haar pully opgestroopt als altijd, pen in haar hand en een puzzelboekje voor zich op de tafel. Om haar heen kranten, post en opengescheurde enveloppen. Mijn tante Wil ten voeten uit. 
Als ik op de bel druk kijkt ze verschrikt op, draait zich om naar het raam, ziet mij en tovert een lach op haar gezicht.  Zwaar leunend op de rand van de stoel komt ze overeind en grijpt de wandelstok die tegen de bank aan staat. Het is de stabiele koperkleurige wandelstok van mijn vader waar ik destijds stad en land voor heb af gelopen. De wandelstok en rollator staan sinds zijn overlijden bij tante Wil. Verder wilde ze destijds niks uit zijn bedoeninkje hebben. Behalve dan die foeilelijke aftandse plastic tuingieter van 5 euro die jaren had staan te verpieteren op zijn terras. "Doe mij die maar, da's  wel handig als ik de tuin moet begieten, in die van mij zit een gat. Nee, verder heb ik niks nodig" was haar nuchtere commentaar. Dat is nou typisch tante Wil, bijna 90, lekker praktisch en geen poespas, nog steeds.
Dan gaat de voordeur voorzichtig open. Leunend op haar stok heeft ze zichzelf klemgezet tegen de houten kapstok die vol hangt met jassen en jackjes. Na een ongelukkige val van het hoge stoepje bij haar voordeur heeft ze bijna permanent pijn in haar rug, schuifelt ze voetje voor voetje en zoekt bij elke stap steun. Ook als ze langer stilstaat krijgt ze tegenwoordig last. De rollator van mijn vader komt dezer dagen goed van pas, maar als het enigszins kan parkeert ze het ding in de keuken en schuifelt op eigen kracht door haar eengezinswoning aan de rand van het Boeremapark. 
Ik volg haar de kamer in en leg mijn jas op de eetkamer stoel. 
Als ik haar wil ondersteunen, duwt ze me resoluut weg. "Ik kan het zelf wel". 
Ik hoor die ondertoon in haar stem. 
Twee week geleden hebben tante Wil en ik een gesprek gehad met iemand van het WMO loket. Ik vond dat het na de laatste val tijd werd om extra zorg te regelen voor de 90 jarige zus van mijn vader die al jaren weduwe is en zelf geen kinderen heeft.  
Ze sputterde eerst erg tegen, want het was een hele stap. En ik begrijp het. Het uit handen geven, het accepteren van hulp, dat ligt niet in haar straatje. "Ik ben gewend alles alleen te doen, die rug wordt heus wel weer beter" zei ze toen nog heel kordaat. Inmiddels zijn er, weliswaar na de nodige tegengas, wat hulpmiddelen bij haar thuis bezorgd en staan er een paar aanpassingen op stapel, waaronder een traplift. Ze kijkt alles met lede ogen aan. De geleverde douchestoel is naar haar mening niet praktisch en aan de po-stoel meent ze nog niet toe te zijn. "Ach, tante Wil, dan zet je er maar een bloemetje in" grapte ik laatst nog.   
"Ze zijn ook langs geweest om de traplift voor te bereiden" zucht ze als ze haar stok heeft weggezet en de stapel kranten met haar voeten opzij schuift. "Ach je weet, een huisvrouw zal ik wel nooit meer worden" komt er bijna verlegen uit als ze ziet dat ik de kamer rondkijk. Daar heeft ze een punt... 
Als ik even later de meegebrachte steungrepen naar boven breng, om te bepalen waar ze in de badkamer moeten komen, staat ze opeens achter me, zo krom als een hoepeltje. 
Samen lopen we door naar wat nu 1 grote ruimte is, maar wat vroeger 2 slaapkamers waren. Ik ben hier in geen jaren geweest. Terwijl zij met een van pijn vertrokken gezicht op bed gaat zitten en naar haar rug grijpt halen we herinneringen op. 
"Weet U nog tante Wil, dat Valerie en ik op het voorste slaapkamertje sliepen in het grote bed? En dat U ons 's ochtends kwam wekken, zonder wenkbrauwen, omdat u die altijd tekende. En dat wij dat uw "blotebillengezicht noemden?" We moeten er weer smakelijk om lachen.
Als ze vervolgens krampachtig de trap af ploetert en zich met haar hele gewicht vast klampt aan de leuning, weet ik dat ik er goed aan heb gedaan, om haar, voor het eerst van mijn leven, te 'betuttelen'. 


Annet
     

dinsdag 2 februari 2016

Nee, ik vergeet je niet (pap 1930 - 2014)
















Nee, ik vergeet je niet
daarvoor zit je te diep

toe maak je niet 
te sappel, pap

alsof ik deze angst 
niet snap

nee, ik vergeet je niet
niet nu, en ook niet later

jij bent in mij gebakken, pap
jij vloeit toch door mijn aderen.



Annet